Over alle grenzen heen! Durven we het aan? Een overweging over de diepere betekenis van het Pinksterverhaal.
“Mijn Vader werkt ononderbroken, en zo werk ook Ik”, zo horen we Jezus verklaren in het Johannesevangelie. Dit werk moest worden verder gezet, over dit mensenleven heen, maar in dezelfde geest. Daarom belooft Jezus zijn leerlingen een “andere helper”. En wie zou dit beter doen dan de Geest zelf? Een andere helper. Gods nieuwe belofte, door Jezus uitgesproken.
Net als de wind waait de Geest waar hij wil, over door mensen gemaakte grenzen heen
Wat eerst gebeuren moest is inderdaad het particuliere, het begrenzende overstijgen, dat met een mensenleven noodzakelijk verbonden is. In de tijd en in de ruimte. De Geest waait waar hij wil, zoals de wind die er het symbool en ook de naamdrager van is. Over alle grenzen heen, die in onze wereld door de mensen worden opgetrokken. Grenzen tussen volkeren, tussen talen en culturen, tussen sociale klassen en groepen. En over alle criteria heen die worden aangewend om mensen uit elkaar te halen.
Dit is wat op die Pinkstermorgen gebeurt.
“Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf.” (Handelingen 2, 1-4)
Zo moet het Pinkstergebeuren de algehele vervreemding ongedaan maken
Kernsymbool hierbij: de taal. Het gaat niet om een linguïstisch wonder. De taal speelt hier als toegang tot elkaar. Die diepere communicatie van mens tot mens. De taal die saamhorigheid draagt, of omgekeerd vervreemding brengt. Zo moet het Pinkstergebeuren de algehele vervreemding ongedaan maken die rondom de toren van Babel was ontstaan. De eerste grote diaspora. Verschillen worden niet ongedaan gemaakt, maar over die verschillen heen ontstaat er een gemeenschappelijk verstaan. De verzamelde menigte hoort “elk in zijn eigen taal” de leerlingen spreken, lezen we iets verderop. Daarom ook de taal van het zelfverstaan. De taal waarin elke mens iets verneemt van het goddelijke Woord, wanneer hij, vanuit al wat hij meemaakt, terugkeert tot zijn diepste kern. De taal van het eigen hart waarin men in Gods licht zichzelf gaat verstaan.
Ook de tijd schept grenzen. De ene periode is de andere niet en, met de tijd, ontstaan er heel andere situaties, heel andere vragen en gevoeligheden. Ook over die grenzen moet het Woord heen waaien. “Ik heb jullie nog veel te zeggen”, zei Jezus in zijn afscheidrede (Joh. 16:12), “maar je kunt het nu nog niet verwerken”, doch “de helper, (…) de heilige Geest zal jullie verder in alles onderrichten, hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb”; “hij zal jullie leidsman naar de volle waarheid zijn”. “Die belofte”, zegt Petrus bij het Pinkstergebeuren, “geldt u, uw kinderen en allen die verre zijn”. Ver, zowel in de ruimte als in de tijd. Elke periode heeft een eigen verstaan van Jezus’ unieke boodschap.
In de Geest wordt de pijnlijkste verdeeldheid overbrugd
Aldus is de voornaamste vrucht van de goede Geest het bewerken en het behouden van de eenheid, en gaat zijn optreden regelrecht in tegen dat van de boze geest die overal verdeeldheid zaait. Het is immers in de Geest dat ook de pijnlijkste verdeeldheid overbrugd wordt, zij die met schuld te maken heeft: vergeving en verzoening.
Gods belofte, dat perspectief dat ons steeds naar de toekomst gericht houdt, betrof in het Oude Verbond het eigen land met vaste grenzen. In het Nieuwe is het de Geest die er ons integendeel doet uitbreken. Daartussen speelt, heel merkwaardig, het fenomeen van de diaspora. Dat slaat om van een eerder negatief ervaren gebeuren naar een openrukkende beweging vol vrijheid scheppende mogelijkheden, zolang binnen het respect voor verschillen, de diepere eenheid behouden blijft.
Over alle grenzen heen! Durven we het aan? Of houden we stevig de sleutel in handen van de grote kooi die we gemaakt hebben, zodat daarin de Geest kan vliegen “waar Hij wil”?