Het zijn trouwe helpers bij uitstek, de ‘gastheren’ in de kerststal. Een beschouwing over de diepere betekenis van de os en de ezel.
Een os kent zijn meester en een ezel de kribbe van zijn Heer. Maar Israël kent zoiets niet. Mijn volk begrijpt het niet eens.
Vraagt men waarom deze twee dieren een bevoorrechte plaats krijgen in onze kerststal, dan wordt meestal naar deze tekst van Jesaja (1:3) verwezen. Daarmee wordt de haak enkel naar het volgend gaatje verschoven. De vraag blijft: is er geen diepere grond voor het aanvoelen dat die twee dieren er bij horen en waarom Jesaja ze in tegenstelling plaats tot het volk van Israël?
Vooreerst dit. De stal is van die dieren het tehuis. Zij zijn er gastheer en zij ontvangen aan huis. In de herberg bij de mensen was er geen plaats voor een vrouw die op bevallen stond. Buiten de stad van de mens vertegenwoordigen de os en de ezel heel de schepping, en die is ruimer dan de mensheid. De verwachtende schepping.
De os en de ezel helpen elk op zijn manier de mens
“Heel de schepping wacht”, zegt Paulus, “dat de kinderen van God zich als zodanig zouden openbaren”, zoniet blijft zij “onderworpen aan een zinloos bestaan” (Rom 8:19). Als een verwachtende moeder “kreunt heel de schepping onder barensweeën” zegt Paulus verder, en hij voegt er aan toe: “nog altijd” (8:22). Alsof de Zoon van God niet enkel uit Maria geboren werd, maar ook uit heel de schepping, en dus ook uit elk van ons, en nog steeds verder moet geboren worden.
Uit de schepping namen de mensen drie grotere dieren in dienst: het paard, de os en de ezel. Deze kregen elk een eigen symboolwaarde. Zijn mijmering over de tijd die telkens uiteenvalt in twee tegengestelde hoofdbezigheden, besluit de Prediker (3:8) met de woorden: “Er is een tijd voor de oorlog en een tijd voor de vrede”.
Welnu, het paard is als strijdros het symbooldier voor de oorlog; de os en de ezel zijn het voor de vredestijd. Wanneer Micha (5:2-4) Betlehem zegent als de plaats waar het kind dat vrede brengt gebaard zal worden, dan doet hij dit onder meer met het beeld: “Op die dag – godspraak van de Heer – vernietig ik bij u de paarden, en uw strijdwagens laat ik verdwijnen.”
De os en de ezel helpen elk op zijn manier de mens, wanneer deze in tijden van vrede zijn gewone bezigheden opneemt, zijn werk op het land. De os is het trekdier bij uitstek. Hij staat onder het juk, meestal niet alleen, en trekt of sleurt de ploeg doorheen de harde stenen grond waarin gezaaid zal worden. De ezel is het lastdier dat, in verhouding tot het eigen lichaamsgewicht, de zwaarste lasten aankan. Met hem begeeft de mens zich op weg, meestal om de vruchten van zijn werk aan de man te brengen.
Os en ezel geven aan hoe de schepping in de menswording tot één geheel wordt gemaakt
Last en juk. Dit doet onmiddellijk denken aan de woorden waarmee Jezus naar de mensen toeging: “Kom tot mij gij allen die onder lasten gebukt gaat, neem mijn juk op en kom bij mij in de leer (…) want mijn juk is zacht en mijn last is licht.” (Mt. 11:29-30). Jezus laat zich als het ware symboliseren door deze twee dieren die vanaf het begin bij Hem waren. Maar die woorden kunnen even goed tot hen gericht zijn.
Beelden die allemaal naar elkaar verwijzen en in elkaar grijpen. Maar die niets anders doen dan aan te geven hoe in die andere dimensie van de werkelijkheid, in het mysterie waarin wij opgenomen worden, alles ook in elkaar grijpt. Os en ezel hebben dus niet alleen hun volle plaats in onze kerststal, maar zij geven ook aan hoe heel de schepping in de menswording tot één geheel wordt gemaakt.