Mystiek, Titus Brandsma leek er geen genoeg van te krijgen en wijdde er zijn hele (wetenschappelijke) leven aan. Daarin werd hij bijzonder geraakt door wat hij noemt ‘Gods geboorte in onze wereld’.
De in 1881 in Friesland geboren Titus Brandsma werd in 1923 benoemd aan de dat jaar opgerichte Katholieke Universiteit Nijmegen tot hoogleraar in de wijsgerige vakken. Hij bleef op deze post tot aan zijn dood in het concentratiekamp Dachau in 1942.
Onder zijn wetenschappelijke opdracht viel naast de wijsbegeerte ook de geschiedenis der mystiek. Voor Brandsma was het belangrijkste perspectief voor de interpretatie van zijn historisch bronnenmateriaal de Godsrelatie waarin de mensen die hij bestudeerde zich getrokken voelden en waarover zij in geschriften reflecteerden. Hij was hierbij vooral geïnteresseerd in het individuele proces van de mystici en niet zozeer in de leerstelligheid, de traditie en de moraal van de kerk. In de Katholieke encyclopedie (1933) staat onder het lemma mystiek door Titus Brandsma geschreven:
Hij was hierbij vooral geïnteresseerd in het individuele proces van de mystici
“Mystiek, een bijzondere vereniging van God met de mens, waarbij deze zich Gods tegenwoordigheid bewust wordt en zich dus ook zijnerzijds met God verenigt. De mystiek heeft dus een tweezijdig karakter. De bijzonder innige vereniging van God met de mens, zodat het goddelijke niet langer schuil gaat achter het menselijke, maar innerlijk bewust wordt, kan men het goddelijke wezenselement van de mystiek noemen, terwijl de ontvankelijkheid van de mens voor deze goddelijke begenadiging, haar ervaring in de mens en haar invloed op zijn leven, haar menselijke omkleding vormt.”
De mystiek heeft aldus een geschiedenis, omdat het zich voltrekt in mensen. Er is een ‘spanning van liefde en heimwee’ waardoor het streefvermogen de mens naar ontvankelijkheid en uitzuivering doet zoeken. Dit ‘zoeken’ is de menselijke zijde.
Anderzijds is er de goddelijke kant in het mystiek proces. Brandsma schrijft hierover: het is ‘de inwerking van God op ons, dat toch het eigenlijke is in het mystieke leven’. Deze inwerking Gods is een toenemende inbeslagneming door een uiteindelijk overweldigende liefde, die steeds verder tot openbaring wordt gebracht; een openbaring die ook ‘Gods geboorte in onze wereld’ genoemd kan worden. Dáár voelde Brandsma zich bij uitstek door geraakt. ‘Wij moeten niet vergeten dat wij allen Godsdragers zijn’, was een gevleugelde uitspraak van hem.
‘Wij moeten niet vergeten dat wij allen Godsdragers zijn’
Titus schreef graag over wat hij noemde ‘de wezenlijke vereniging’ tussen God en zijn schepping. Daarmee bedoelde hij:
‘We moeten er veel meer aan denken, dat álles in zijn oorsprong Goddelijk is, dat het in het diepste van zijn wezen van God voortkomt. […] Dit voortkomen uit Gods hand moet niet gezien worden als een eenmalig scheppend gebeuren in de tijd, maar het is schepping ‘steeds door, al de tijd, dat wij bestaan’.
Als Titus Brandsma de schepping schouwde, zag hij alles verbonden met een scheppende, dragende liefdeskracht. ‘God is liefde. God is de liefde zelve, de oneindige liefde’, zei hij in een rede om het uitgangspunt van heel zijn gelovig denken te benoemen.
Het gebed en de contemplatie vond hij in het dagelijkse leven
Het is die dragende liefdeskracht die hij met name in mensen aan het licht zag komen. Dit wekte in Titus een bijzondere aandacht voor mensen en vooral voor de mensen die materieel of geestelijk in de knel zaten. Altijd stond hij helpend paraat als iemand bij hem om hulp kwam. Hij kwam daardoor weleens in conflict met zijn wetenschappelijke verplichtingen. Hij kon echter geen nee zeggen tegen alles dat op hem af kwam en een beroep op hem deed. Zo nu en dan dreef hij zijn medebroeders tot wanhoop door de grote aantallen bezoekers die hij ontving én door het geld en de goederen die hij schonk. Titus Brandsma leefde bewust het ‘vita mixta’: het gebed en de contemplatie vond hij in het dagelijkse leven, doorheen zijn drukke bezigheden, in zijn wetenschappelijk werk en als hij oog in oog stond met iemand die zijn hulp nodig had. Door alles heen zag hij de stralende aanwezigheid van Gods liefde in en voor mensen.
Na zijn dood hebben ooggetuigen verklaard dat hij zelfs in de hel van de concentratiekampen het vertrouwen bleef houden dat die liefde in onze mensengeschiedenis het laatste woord zal hebben. Titus bleef in woord en daad daarvan getuigen en gaf zo zijn medegevangenen de moed om uit te houden. Zelfs in de mensen die hem mishandelden en die hem uiteindelijk zouden doden bleef hij Gods aanwezigheid geloven. Hij is in 1985 zaligverklaard.
Verder lezen? In 2018 verscheen Titus Brandsma Spiritualiteit dichtbij, veertien teksten van Brandsma, voorzien van commentaar.
In 1968 werd het Titus Brandsma Instituut opgericht, een wetenschappelijk onderzoeksinstituut. gericht op de studie van christelijke mystiek en spiritualiteit. Op 15 juni 2018 werd het 50-jarig jubileum van het instituut gevierd. Meer daarover vindt u hier.