Op geloven ben ik vooral aangewezen, als ik iets verlang dat (nog) buiten mijn bereik ligt. Dat is waar de vastenperiode mij aan herinnert.
Tijdens mijn lessen levensbeschouwing vroeg ooit een leerling, waarom hij de Bijbel moest lezen. Hij had verwacht dat er verhalen in zouden staan van mensen die in vrede met elkaar leefden. Maar het tegendeel was waar: ze zaten elkaar achterna, stalen en moordden en gunden elkaar het licht in de ogen niet. “Nou”, besloot hij, “daar heb ik de Bijbel niet voor nodig. Dat kan ik elke dag in de krant lezen.”
Geloven is ervan uitgaan dat er iets anders mogelijk is; en daar stem ik dan mijn doen en laten op af
Er is echter één groot verschil tussen de krant en de Bijbel. In de Bijbel wordt gezocht naar een antwoord op de levensvraag. Als al die dingen inderdaad gebeuren… Er gebeuren natuurlijk ook goede en mooie dingen, maar het zijn juist de erge dingen waar je wakker van ligt. Welnu, als al die erge dingen inderdaad gebeuren, dan is de vraag: hoe blijf ik te midden van dat alles als goed mens overeind?
Het uiteindelijke antwoord van de Bijbel luidt: door ervan uit te gaan dat er iets anders mogelijk is. In gelovige kringen spreek je niet van ‘ervan uitgaan’, maar van ‘geloven’ of ‘hopen’. Geloven is ervan uitgaan dat er iets anders mogelijk is; en daar stem ik dan mijn doen en laten op af. Van wat ik verlang maak ik het ideaal, waar ik naar toe werk.
De Bijbel staat vol verhalen die vertellen over dergelijke verlangens. Telkens als uiteindelijk gebeurde waar men op hoopte, meende men daarin God te herkennen. Niet voor niets draagt Hij de naam JHWH. Voor één keer zou ik dat willen vertalen met: ‘Ik ben die- of datgene waarop je hoopte, en zie: Ik ben er nog ook!’
Let wel: het is geen automatisme: gewoon even hopen en geloven, en dan krijg je wel wat je verlangt. De ervaring leert dat het zo niet is. Waarom het zo niet is, weet ik niet. Wel weet ik dat het levensgeheim eerder steekt in het uitzien naar wat je verlangt dan in het ontvangen ervan. Verlangen, geloven en hopen bergen een kracht in zich die mij overeind houdt en die de wereld kan veranderen.
Het alledaagse gemis herinnert mij aan waar ik werkelijk naar honger en dorst
Ik ben dus aangewezen op geloven als datgene wat ik verlang nog in de verte ligt; als het er hier en nu nog niet is. Als ik geloof, ben ik me bewust van wat ik mis. Jezus noemde dat bijvoorbeeld ‘hongeren en dorsten naar gerechtigheid’.
Welnu, als ik vast, ontzeg ik mij een heel normale levensbehoefte: eten, drinken, genieten, slapen, tv-kijken, computergebruik, kopen, uitgaan enzovoort. Ik bouw als het ware een gemis in in mijn dagprogramma. Waarom? In de hoop dat dat alledaagse gemis mij herinnert aan waar ik werkelijk naar honger en dorst. Vasten heeft dus een symboolfunctie; het is een oefening in geloven. Het verlangen naar oppervlakkige behoeftebevrediging moet mij verwijzen naar wat ik ten diepste verlang.