Hilde zit tijdens het vogeltelweekend achter het raam vogels te turven en komt dan op een gewaagd én verhelderend idee.
Twee maanden geleden was het vogeltelweekend in Vlaanderen. Sinds een aantal jaren doe ik mee. Enerzijds om de wetenschap te helpen, anderzijds word ik er blij van om die fladderende vriendjes in de tuin te observeren. Het maakt me telkens opnieuw dankbaar voor de pracht van Gods schepping. Het doel van zo’n telweekend is om vogels in kaart te brengen: hoeveel zijn er, hoe groot is hun habitat en welke soorten bedreigd zijn.
Hoewel iedere vogel van het eten in mijn tuin mag genieten, merk ik dat ik onbewust een lichte voorkeur heb voor sommigen. Van duiven ben ik minder fan, omdat zij steeds alle anderen wegjagen. De mussen vind ik wel grappig; die komen altijd met velen en zijn er in alle karakters: de waaghalzen die zelfs in zwiepende takken van de vetbollen blijven eten en degenen die op de grond wachten om de gevallen stukjes mee te pikken. Het roodborstje is één van mijn favorieten; het lijkt steeds te blozen.
Tuintjes met sneeuwvrij gemaakt stukjes om de vogels te helpen overleven
Het was een recordjaar. Vele mensen hebben dit jaar meegeteld. Sommigen omdat ze de natuur herontdekt hebben, sommigen uit verveling. Het maakt niet uit. Bij het plotse winterweer werden vele vogels gered met al het extra vogeleten dat buiten werd opgehangen. Ik zag zelfs tuintjes met sneeuwvrij gemaakt stukjes om de vogels te helpen overleven.
Een relatief nieuwe initiatief is het mollentelweekend. Ik heb geen molshopen in mijn tuin dus dat was het dan. Maar zo viel het mij op dat men steeds vaker beroep doet op de bevolking om belangrijke zaken in kaart te brengen, zoals welke soorten bedreigd zijn en welke actieplannen men kan bedenken om een soort te helpen overleven.
Plots bedacht ik: hoe zou het zijn mocht een vereniging of de overheid een mensentelweekend organiseren? Hoe zouden we met z’n allen reageren? Zouden we meedoen uit interesse of uit verveling? Of misschien helemaal niet? Het zou wel boeiend zijn om te zien hoe mensen in categorieën ingedeeld worden. Op grootte, op kleurenpalet, op sociaal gedrag? En zou men er ook bedreigd of niet bedreigd bij durven zetten?
Beeld het je eens in… een mensentelweekend.
Zou jij als mensenteller ook extra eten uitdelen – zoals bij de vogeltjes – om grotere aantallen op de enquête te kunnen invullen, of zou je dit doen omdat je weet dat er groepen zijn die het moeilijk hebben? Zou je de schoonheid van de diversiteit van mensen kunnen zien, of zijn er groepen die je sowieso liever niet te dichtbij ziet komen? Zou je het feit in de ogen durven kijken dat er heel wat groepen mensen bedreigd zijn? Dat zij – zowel in de barre winter als op andere momenten in het jaar – extra steun nodig hebben. Dat sommigen met een gehavend ‘nestje’ zitten of zelfs zonder. Dat grote vogels hun nestje hebben afgepakt.
Dat grote vogels hun nestje hebben afgepakt.
In de veertigdagentijd worden wij allen opgeroepen ons naar binnen te keren én ons naar buiten te keren: bidden, vasten, solidariteit. Zonder er een wedstrijd van te maken, zou het beeld van een mensentelveertigdagen ons hierbij kunnen helpen?