Verwacht geen antwoorden in ‘Waarom laat God ons lijden’ van theologievernieuwer Karl Rahner SJ. Iets wat Jos Moons overigens tevreden stemt. ‘Zijn zwijgen zegt dat Hij er is’.
Toen ik studeerde, was de Duitse theoloog en jezuïet Karl Rahner de schrik van de studenten. Zijn lange zinnen, de uitgesponnen gedachten, de abstracte idee van transcendentaliteit. En dan dat Duits… De grote twintigste-eeuwse theologievernieuwer Rahner kon onmogelijk overgeslagen worden, legden onze docenten uit. Dat klopt wel, maar hielp niet. Dit boekje kan genezen van die schrik (hoewel de zinnen soms nog wel wat moeilijk zijn). Rahner stelt zich niet boven de gewone mensen met hun gewone levens. Zijn moeilijke gedachten zijn geen zelfverheffing. Onze vragen zijn zijn vragen. Onze pijn is zijn pijn. Hij blijkt een medepelgrim. En denkt dus over de vraag van het mensenhart naar het lijden.
Het heeft mij altijd getroffen dat er bij Rahner zoveel ruimte is voor vragen. Het meeste van zijn werk was gelegenheidsgeschrift. Toespraken bij deze of gene gelegenheid, over deze of gene vraag, samengebracht in een indrukwekkende serie Schriften zur Theologie. Hij nam de menselijke vragen serieus. Volgens mij is dat een vorm van mensenliefde. De mens mag er zijn, met zijn vragen. Dat zijn geen problemen die we moeten oplossen, zo snel mogelijk. Of waar we vrome dingen over moeten zeggen en voor moeten bidden. Dat alles misschien ook, maar pas nadat mensen eerst hun vragen hebben mogen uitspreken, en daarin gehoord zijn. Die houding mag best meer nagevolgd worden in de kerk. Arm aan weten en rijk aan liefde.
En dus laat Rahner het open waarom het kwaad goede mensen treft
In dit boekje over lijden is die armoede aan weten radicaal. Rahner breekt één voor één alle mogelijke antwoorden op de vraag naar het lijden af. Dat lijden bij de dynamiek van de natuur hoort bijvoorbeeld – dat de snoek de karper inslikt – of dat beproeving ons loutert en rijpt. Die antwoorden hebben steeds wel iets te zeggen, maar uiteindelijk toch niet. Dat geldt ook voor troosten met het eeuwige leven; alsof lijden nodig is om het eeuwig leven zin te geven. En dus laat Rahner het open waarom ‘het kwaad goede mensen treft’, zoals Harold Kushner het tezelfdertijd formuleerde naar aanleiding van de ziekte en dood van zijn zoon; hij weet het niet. In het nawoord spreken ooggetuigen die Rahner destijds live hoorden van de bevrijding van dat niet-antwoord. Armoede als rijkdom.
Het is een spirituele rijkdom. Met recht spreekt Inigo Bocken in de inleiding over een spirituele tekst. Rahner geeft geen antwoord, maar duidt en wijst een weg; de theoloog als spirituele gids. Het gaat over met lege handen in het leven staan, en dan capituleren. Het mysterie toelaten. Wennen aan het donker. Tot uit de wolk van niet-weten een stem spreekt. Fluistert. ‘Zijn zwijgen zegt dat Hij er is’, schrijft Rahner elders. Wat mij betreft zijn mooiste zin.
In dit boekje over lijden is die armoede aan weten radicaal
In ignatiaans jargon zou je dat een geestelijke oefening noemen: iets dat moeite kost en toeleg vraagt maar dat helpt om te groeien in geloof in God. Een dragende God, zeker, maar ook een God die ons overstijgt en te boven gaat. Rahner zou trouwens zeggen dat die twee samengaan; juist omdat het God is die ons draagt, is het ook zo dat Hij ons overstijgt.
Maar opnieuw: dat is nauwelijks een zaak van het weten. Eerder van de overgave en van wat Ignatius in de Geestelijke Oefeningen het innerlijke smaken noemt. Het gaat om de overgave aan de onbegrijpelijkheid van het leven en het lijden en God zelf, en daarin het liefhebben van het geheim van God. Voor wie capituleert, zal wat eerst bitter smaakt, daarna zoet worden.
Karl Rahner. Waarom laat God ons lijden? Met een inleiding van Inigo Bocken en een nawoord van Andreas Batlogg en Albert Raffelt. Sjibbolet, Amsterdam, 2019. 72 blz. € 12,99. Bestel het boek hier.