Ruzie, kwaadsprekerij, laster in de naam van de waarheid… Jezus is er onverbiddelijk over: ze vormen ‘een onuitwisbaar vergrijp’. Een overweging over de ‘zonde tegen de heilige Geest’.
In de pinkstertijd heeft een woord van Jezus me sterk getroffen:
“Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.” Dit omdat ze gezegd hadden: “Hij is bezeten door een onreine geest.”
(Mc. 3:28-30)
Wat goed is kwaad noemen, wat kwaad is goed noemen, is voor Jezus zonde tegen de heilige Geest. In de diepte van ons geweten trachten blijkbaar twee stemmen te spreken, een heilige en een onreine. Als individu bepalen we niet zelf wat goed en kwaad is.
Vele geesten beïnvloeden ons: onze cultuur, ons politiek en economisch systeem, onze wetenschap, onze godsdienstovertuigingen. Op het woord van Jezus is de heilige Geest een geest van waarheid, gerechtigheid en liefde. Die geest heb ik zelf niet in bezit. Daar kan ik alleen maar goed naar luisteren om in al wat ik zeg en doe de goede van de kwade geesten te onderscheiden.
Dat mensen elkaar in naam van God bevechten kan ik moeilijk de stem van de heilige Geest noemen
Mensen, ikzelf, we zullen altijd kwaad blijven doen, we zullen God lasteren, maar het zal ons vergeven worden zolang we ons bewust blijven dat het kwaad is en de stem van de heilige Geest in ons geweten laten spreken. Maar als we onze oren sluiten voor die stem, zal het ons niet vergeven worden.
En dit laatste gebeurt zoveel in onze wereld. Dat mensen elkaar in naam van God bevechten en doden kan ik moeilijk de stem van de heilige Geest noemen. Dat leiders hun volk onderdrukken en uitbuiten zogezegd in naam van de gerechtigheid is zonde tegen de heilige Geest. Dat mensen in het publieke forum elkaar belasteren in naam van de waarheid, is zonde tegen de heilige Geest. Jezus is er onverbiddelijk voor.
Jezus plaatst ons steeds voor ons eigen geweten. Het verhaal van de overspelige vrouw die moet gestenigd worden, is in dit verband voor mij een ogenopener.(Joh. 8:1-11) Ik, wij, we staan altijd met stenen in onze handen om naar de anderen te gooien. Jezus verbiedt het ons niet. Hij zegt gewoon: “Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.”
In dit verhaal spreekt de heilige Geest in het hart van de omstaanders. In naam van een wet de liefde en de barmhartigheid verloochenen is zonde tegen de heilige Geest. Ze laten hun stenen vallen en druipen af.
Ik vraag me soms af wat ik zelf zou doen, gooien of laten vallen?