Als monnik bad hij trouw de getijden, als priester is het missaal voortdurend binnen handbereik, toch vormen gebedenboeken niet de kern van het gebedsleven van Ben Frie.
Mijn godsdienstleraar staat naast me. Hij gaat rond in de klas en is nu bij mij. Hij kijkt, zoals hij aankondigde, in mijn schrift naar de manier waarop ik de inhoud van zijn lessen heb verwerkt. Zonder iets te zeggen schrijft hij in zijn notitieblokje en gaat naar de volgende leerling. Ik had geen idee wat hij dacht op dat moment en ook niet van zijn beoordeling. Dat die hoog was bleek uit het rapportcijfer wat ik me helaas niet meer herinner.
De kennismaking met de spiritualiteit van Ignatius veroorzaakte een doorbraak
Zijn stilte was ietwat bedreigend, maar wel heel tekenend in een voortgang als deze. Hier zijn woorden niet doorslaggevend – er is een andere communicatie, een andere werkelijkheid. Het gaat over een geheim, iets numineus. Net als spreken over je gebedsleven: woorden zijn relatief als je probeert – zo spreken we er dan ook over – het onzegbare te omschrijven.
In de jaren van de middelbare school was het soms hopeloos zoeken naar context voor wat er in mijn ziel gebeurde. Religie verspeelde alle respect en was verre van vanzelfsprekend geworden. Wat nu met die religieuze ervaring aanvangen? Was het dat wel? De kennismaking met de spiritualiteit van Ignatius veroorzaakte een doorbraak: mijn innerlijke bewegingen stonden op lijnen die zichtbaar konden worden, waar je iets mee kon doen. Ze beoordelen op hun waarde, er op in gaan of juist niet. Je kon ze ordenen! En er conclusies aan verbinden!
Mij werd in die context gevraagd mij voor te stellen dat ik voor Jezus sta, ‘vlak voor mij en aan het kruis gehecht – en ik voer een gesprek met Hem’. Er ging enorm veel in me tekeer. Vroomheid? Is dit bidden? Meen je het serieus? De rechtstreekse confrontatie en het veronderstelde persoonlijk contact dwongen mij kleur te bekennen. Ja, ik geloof in deze mens, ik geloof dat Hij leeft in mij en dat ik kan leven met Hem. Hij is het die mijn leven zin geeft. Ik wil in zijn Geest leven. Dit ben ik, het is mijn identiteit.
Van mensen die dat zeggen wordt verwacht dat ze voorgegeven gebedspatronen volgen. Het getijdengebed op vaste uren van de dag. Het missaal van de liturgie. De rozenkrans. Bidden aan tafel, bidden als je gaat reizen enz. Ik was twee jaar monnik en was een trouwe bezoeker van het getijdengebed. Ik ben bijna veertig jaar priester en heb het missaal voortdurend bij de hand. Maar de rozenkrans heeft mijn kinderjaren niet overleefd. En ook al die gebedenboeken zijn niet doorslaggevend geworden voor mijn gebedsleven.
Het wezen ervan is het doorgeven van die stille ervaring
Mijn mooiste gebedstijden zijn de momenten, waarop ik de stille aanwezigheid ervaar van de diep gevoelde liefde die de ontmoeting geeft. Dat is volslagen abstract, het heeft vorm noch woorden, maar die momenten zijn de basis voor heel mijn geloofsleven. Het geeft mij de reden om, als ik in stilte kan zijn, daar vooral zorgvuldig in te verblijven en te ontvangen wat zich daar aandient. Hij in mij en ik in Hem. Verder niets. Plaats en tijd doen er niet toe. Dit is veel groter.
Dan moet ik het altaar op, hardop bidden of preken. Dat heeft voor mij alleen zin als het uit die hier beschreven kern komt, die ‘brandende binnenkant’. De woorden die ik vind kunnen mooi zijn of minder geslaagd, maar het wezen ervan is het doorgeven van die stille ervaring van zijn aanwezige afwezigheid.
Dit is een aflevering van onze serie #mijngebedsleven waarin mensen vertellen over hun gebed. Bekijk hier alle afleveringen.