Waken bij de stervende Jezus. Judith van der Werf vertelt hoe dat in haar leven steeds andere vormen kreeg. En hoe dat vorig jaar intenser werd. “Wat ik niet voor mogelijk hield is er zomaar: ik kan aanwezig zijn bij dit geteisterde lichaam, met liefde.”
Zolang ik me kan herinneren was de Johannes Passion van J.S. Bach voor mij de toegang tot het mysterie van de Goede Vrijdag. Als protestant van hervormde huize was het bidden van de kruisweg of een wake bij het kruis mij niet vertrouwd. Maar Bachs muziek maakte het mogelijk om het lijdensverhaal van Jezus ook in zijn rauwheid te laten binnenkomen, om als een getuige op afstand bij de passie van Jezus te zijn. Het kon geen Pasen worden zonder de Johannes Passion.
Waren er geen andere ervaringen? Als kind herinnerde ik me de stilte waarmee de dienst op Goede Vrijdag besloot. Je ging stil de kerk uit. Er klonk geen zegen, geen muziek. Er werd niets bedekt of verbloemd. De woorden uit het zogeheten Beklag van God uit Micha 6, waarin de profeet de trouw van God beschrijft tegenover de ontrouw van het volk, dreunden na. En ook Gods wedervraag: ‘waar was jíj?’ Huiveringwekkend en pijnlijk tegelijk.
En telkens was Bachs muziek de dragende grond
Of een beeld uit de tachtiger jaren toen ik gemeentepredikant was in een oecumenische gemeente. Daar was de kerk op Goede Vrijdag open. Er stond een kaal kruis, zonder corpus. Aan de wand hingen gebedsteksten. Mensen kwamen samen om te bidden om wat er speelde: de dood van een jong gemeentelid. De moord op bisschop Romero. Het protest tegen kernwapens dat kerk en dorp verdeelde. De schreeuw van de uitgebuite aarde. ‘Christus wordt nog iedere dag aan het kruis gehangen’, zei Dorothee Sölle.
Later, toen ik IKON-pastor was, verdichtte de ervaring van Goede Vrijdag zich vaker tot één beeld. Zoals de foto van de vier in El Salvador vermoordde IKON-journalisten, die elk jaar in de hal van het gebouw stond. Of het schilderij van een tot slachtoffer gemaakte misbruikte vrouw. Daar sprak een aanklacht uit, een schreeuw om gerechtigheid. En telkens was Bachs muziek de dragende grond. Tot op vorig jaar.
Het afgelopen jaar was ik betrokken bij de opleiding voor begeleiders van de Geestelijke Oefeningen van Ignatius. Op één van de cursusdagen stond het mysterie van de kruisdood van Jezus centraal. We hadden als leiding een paar afbeeldingen meegenomen van de kruisdood, waaronder het donkere kruis uit de Oude Abdij in Drongen, het witte kruis van the Passion dat gedragen wordt door verhalen van verlies en rouw. En ook twee afbeeldingen van Christus aan het kruis: de witte Christus met een joodse gebedsdoek om, van Marc Chagall, geschilderd in een baan van licht, met rondom beelden van pogroms in Polen-Oekraïne. En het kruis van Matthias Grünewald op het Isenheimer Altar in Colmar (Fr). De cursisten kregen de opdracht een voorstelling te kiezen, erbij te blijven en te mediteren. Wij deden mee.
Het schilderij stamt uit de tijd dat de pest rondwaart in Europa.
Het schilderij van Grünewald raakt mij het meest in zijn gruwelijkheid. Ik heb de neiging om mijn hoofd af te wenden omdat het niet om aan te zien is. Je ziet een Christus aan het kruis met zwerende builen. Het schilderij stamt uit de tijd dat de pest rondwaart in Europa. Pestlijders werden door monniken die hen verzorgden bij dit schilderij gebracht om in het aangezicht van de lijdende Jezus hun leven te bezien en daarin Gods ontferming te proeven. Er ging kracht en heling vanuit, zo ervoer men.
Ik blijf kijken ondanks de weerstand die ik voel. De dood is zichtbaar aanwezig in gezicht en benen. Maar er schuilt nog levenskracht in armen, borst en buik. Dat ontroert mij. Ergens vandaan klinkt een lied: ‘O hoofd, vol bloed en wonden’. Tegelijk ook komen er beelden langs van mijn stervende vader.
Dan wordt mijn aandacht getrokken naar het midden van het schilderij, de buik die vanouds het centrum is van het gevoel. Hoe langer ik kijk hoe meer het lijkt alsof daar de hartslag van Christus klopt, een bewogen zijn om de wereld, om God, om u en mij. De afzichtelijkheid vervaagt en maakt plaats voor een pure liefde. Wat ik niet voor mogelijk hield is er zomaar: ik kan aanwezig zijn bij dit geteisterde lichaam, met liefde. Liefde stroomt over en weer. Het maakt deemoedig en zet mij anders terug op eigen benen. Van binnenuit verbonden en opgewekt. Als een nieuwe weg naar Pasen.