In pijn en duisternis is het moeilijk te blijven geloven in licht en vrede, maar het kan. Dat merkt Annemarie den Blanken aan het bed van een ernstig zieke man.
Een ernstig zieke man hoort dat alleen een riskante operatie zijn leven kan redden. Verdriet en angst overvallen hem. Plots krijgt zijn leven een dreigende wending. Hoewel bang voor wat komen gaat, legt hij heel bewust zijn leven niet alleen in de handen van de artsen, maar vooral in handen van God. Hij gelooft en bidt dat God hem zal bijstaan. De operatie slaagt, maar er treden pittige complicaties op. Telkens als het goed lijkt te gaan, krijgt hij een teleurstelling te verwerken en valt hij terug. Opnieuw voelt hij verdriet en angst. En tegelijk blijft God het veilige baken op wie hij vertrouwt. Angst en vertrouwen zijn beide aanwezig.
Om in één adem tevens te roepen: ‘Hosanna, Heer red toch!
Enerzijds ‘hosanna’ in de oude betekenis van het woord, namelijk de smeekbede: ‘Heer, red toch!’
Anderzijds ‘hosanna’ in de latere betekenis van het woord, namelijk de jubel: de Redder komt!
Angst en vertrouwen, beklemming en geloof, vreugde en ernst liggen in elkaars verlengde, vloeien samen in situaties waar het op aan komt.
De zieke man komt gelukkig een levensgevaarlijke complicatie te boven. ‘Een wonder is gebeurd’, zeggen hij en zijn vrouw. Ook de dokter staat versteld. ‘Hosanna, de Redder kwam’, jubelen we. Om in één adem tevens te roepen: ‘Hosanna, Heer red toch! Want de weg is nog zo lang, moeizaam en gevaarlijk.’
Als pijn en duisternis het leven beheersen, is het moeilijk te blijven geloven in vrede en licht. Zelfs Jezus roept vertwijfeld: ‘God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Om even later in vertrouwen te kunnen zeggen: ‘In Uw handen beveel ik mijn Geest.’ Ook hier klinkt het hosanna in zijn dubbele betekenis door: Hosanna, Heer red toch! Hosanna, de Redder komt.
Hosanna! Dit wordt Jezus toegezongen als hij Jeruzalem binnenrijdt. Het is een vrolijk tafereel: al die mensen met hun gezangen en de palmtakken waarmee geestdriftig wordt gewuifd. Jezus wordt als een koning onthaald. Hosanna, in de betekenis van: de Redder komt.
Maar de dubbelheid is in dit tafereel al zichtbaar. Het is niet zo koninklijk als op het eerste gezicht lijkt, want Jezus rijdt op een veulen. Koningen en helden horen juist hoog te paard te rijden: trots, krijgshaftig, stijlvol, boven het volk verheven.
Deze koning gaat de weg van vernedering
Jezus rijdt op een veulen. Dat zit veel lager. Zo blijft hij tussen de mensen, niet erboven. Niet alleen triomf en verheffing tekenen het plaatje. Met het veulen wordt gelijk verwezen naar de nederigheid en de eenvoud van de berijder. Deze koning verschanst zich niet in een luxe paleis, waar mensen hem dienen. Deze koning gaat de weg van vernedering, lijden en dood, als uiterste consequentie van zijn missie om mensen te dienen. Met de ezel laat Jezus zien dat hij dienstbaar wil zijn en de lasten van de mensen op zich wil nemen.
In Jeruzalem is echter ook een ander koninkrijk aanwezig, waarvan de koning hoog te paard zit. Straks huilt Jezus om de stad. Het koninkrijk van de paarden is de stad tot ondergang. Heerszucht en hebzucht zijn vernietigende krachten. Overal is te horen: Hosanna, Heer, red toch. Tot op de dag van vandaag.
Laten we nu daarom met Jezus meetrekken en hem trouw blijven, niet alleen in zijn verheffing, maar ook in zijn vernedering. Laten we onze mantel op de weg waar hij komt, uitspreiden en hem toejuichen.
Geen liefde zonder strijd
Immers, zijn weg leidt naar de overwinning van liefde en vrede, van licht en opstanding, maar die weg gaat wel dwars door duisternis, lijden en dood.
Hoop en twijfel, onrust en rust, angst en vertrouwen, klaaglied en jubelzang: zij horen bij elkaar. Geen heling zonder pijn. Geen verzoening zonder confrontatie. Geen liefde zonder strijd. Geen leven zonder dood. Geen opstanding zonder graf.
Hosanna: God red toch! Hosanna: De redder komt!