Jezus eindigt aan het kruis. Is dat nu de Gezalfde (Messias) uit Jesaja? Hij die Gods koningschap vestigt? Tja, deze afloop had eigenlijk niemand zien aankomen.
‘Begin van de Goede Boodschap (Evangelie) van Jezus Christus, zoon van God.’ Zo begint Marcus zijn boek over Jezus. Het woord ‘Goede Boodschap’ ontleent hij aan de profeet Jesaja. Die gebruikt het woord nooit als zelfstandig naamwoord, maar steeds als werkwoord: ‘goede boodschap brengen’.
Die Gezalfde zal herkenbaar zijn aan het feit dat hij vertrapten van hart geneest en geboeiden verlossing aankondigt.
Wat houdt die Goede Boodschap bij Jesaja in? Drie teksten zijn van doorslaggevende betekenis. In Jesaja 40: 9-10 luidt de Goede Boodschap dat God zelf onderweg is naar Jeruzalem. In hoofdstuk 52 vers 7, dat God onderweg is naar Jeruzalem om daar definitief zijn koningschap te vestigen. En in hoofdstuk 61 vers 1 luidt de Goede Boodschap dat God zijn Gezalfde (Messias, Christus) zal zenden om zijn koningschap te vestigen. Die Gezalfde zal herkenbaar zijn aan het feit dat hij vertrapten van hart geneest en geboeiden verlossing aankondigt.
Welnu, in de loop van zijn boek laat Marcus zien dat het leven van Jezus precies verlopen is volgens die profetieën van Jesaja. In het eerste deel van zijn Evangelie toont hij aan dat Jezus aldoor Messiasarbeid verricht door mensen te genezen, vertrapten van hart op hun voeten te zetten en gevangenen – in alle betekenissen van dat woord – te verlossen. Dat moest leiden tot het inzicht bij zijn leerlingen dat hij inderdaad de Messias was. Dat gebeurt met de belijdenis van Petrus (Marcus 8 vers 29): ‘U bent de Gezalfde (Messias)!’.
In het eerste deel van zijn Evangelie toont hij aan dat Jezus aldoor Messiasarbeid verricht door mensen te genezen, vertrapten van hart op hun voeten te zetten en gevangenen te verlossen
Als dat eenmaal tot zijn omgeving is doorgedrongen, ligt de weg open om naar Jeruzalem te gaan. Daar zal hij doen wat Jesaja had aangekondigd: Gods koningschap vestigen. Welnu, op het moment dat Petrus Jezus belijdt als de Gezalfde (Messias), begint Jezus aan het tweede deel van zijn leven: zijn opgang naar Jeruzalem (Marcus 8 vers 22 tot hoofdstuk 10 vers 52). Gods koningschap is inderdaad een feit wanneer Jezus door zijn volgelingen juichend in Jeruzalem wordt binnengehaald (Marcus 9: 10-11): ‘Gezegend de komende in de Naam van de Heer. Geprezen het komende koningschap van onze vader David!’ Hij komt in naam van de Heer, zoals Jesaja had voorspeld. Hij is zoon van koning David. Om dat te benadrukken gebruikt Jezus hetzelfde ritueel als destijds koning Salomo, de zoon van David: hij komt in alle nederigheid op een muildier de stad binnen (vergelijk 1 Koningen 1: 38-40).
Je zou verwachten dat daarmee Marcus’ boek voltooid is. Gods koningschap is definitief gevestigd in Jeruzalem, in de persoon van zijn Gezalfde. Maar tot onze verbazing is de geschiedenis nog niet ten einde. Dat is pas het geval als ook de wereldmacht van dat moment, het Romeinse Rijk, erkent dat Gods koningschap gekomen is. Die gebeurtenis wordt ingeleid op het moment dat Pilatus, de vertegenwoordiger van het Romeins Imperium, aan Jezus vraagt (Marcus 15: 2): ‘Bent u de koning van de joden?’
Als Pilatus Jezus’ koningschap bevestigt met een bordje op het kruis boven zijn hoofd. ‘De Koning van de Joden’. Zeer waarschijnlijk cynisch bedoeld.
Dat koningschap krijgt definitief zijn beslag als de Romeinse soldaten hem spottenderwijs hun koninklijke hulde brengen en hem kronen met een doornenkroon (Marcus 15: 17-18). Als Pilatus Jezus’ koningschap bevestigt met een bordje op het kruis boven zijn hoofd (hoofdstuk 15: 26): ‘De Koning van de Joden’. Zeer waarschijnlijk cynisch bedoeld. Maar daarom – in de ogen van Marcus – niet minder waar. Het wordt eens te meer bevestigd door de Romeinse honderdman onder het kruis (hoofdstuk 15 vers 39): ‘Waarlijk deze mens wás zoon van God’.
Nu pas is de profetie van Jesaja ten volle vervuld. Jezus, de gekruisigde ‘Koning’ en ‘Zoon van God’, de climax van het Oude Testament. Wie had nu ooit gedacht dat de voorspelling van Jesaja over de Goede Boodschap van de Gezalfde op die manier moest worden uitgelegd?