Marcus laat in zijn woordgebruik duidelijk zien met wie Jezus’ zich vereenzelvigde. Dries van den Akker leest de evangelist in de Griekse grondtekst en ziet dat veel draait om ‘kindjes’.
Wie het voorrecht heeft om de evangelies te lezen in de Griekse grondtekst, stuit soms op verrassingen die in geen vertaling zijn weer te geven. Ik wil daar een voorbeeld van geven, ontleend aan Jezus’ lijdensverhaal volgens Marcus.
Het woord ‘kindje’ heeft betrekking op alle mensen die onbelangrijk zijn in de samenleving.
Bij Marcus staat in Jezus’ prediking het kindje centraal. Letterlijk. Hij plaatste een kindje in het midden van zijn leerlingen, omhelsde het en zei hun: ‘Wie één van dergelijke kindjes opneemt in mijn naam, neemt mij op. En wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar die mij gezonden heeft’ (Marcus 9, 36-37).
Jezus vereenzelvigt zich met een ‘kindje’. Het Griekse woord luidt ‘paidion’, een verkleinwoord; het gewone woord is ‘pais’. Even verderop blijkt Jezus’ les nog niet tot zijn leerlingen te zijn doorgedrongen. Er werden ‘kindjes’ tot Jezus gebracht met de bedoeling dat hij ze zou aanraken. Maar de leerlingen stelden zich ‘dreigend’ op. Waarop Jezus verontwaardigd reageert: ‘Laat die kindjes toch tot mij komen, verhindert ze niet. Want van diegenen is het koningschap van God.’ En wederom wordt verteld dat hij ze omhelsde (10, 13-16).
Het woord ‘kindje’ heeft betrekking op alle mensen die onbelangrijk zijn in de samenleving. Dat kunnen ook volwassenen zijn. Het zijn degenen die in Jezus tijd geringschattend werden bejegend: zieken, zondaars, mensen die geen been hadden om op te staan, die niet met zichzelf voor de dag konden komen, mensen over wie genadeloos werd geoordeeld, mensen die niets anders hadden dan het geloof, de hoop en hun gebed.
Met hen vereenzelvigde Jezus zich. Dat wordt op verbijsterende wijze geïllustreerd in het lijdensverhaal zoals Marcus dat schrijft. Marcus vertelt over Jezus’ lijden met woorden die hij rechtstreeks ontleent aan de (Griekse tekst van de) psalmen 22 en 69. Alsof hij suggereert dat die psalmen in Jezus bewaarheid worden. Evenals in Marcus’ lijdensverhaal is er in Psalm 69 sprake van ‘zure wijn’. Daarnaast zijn er de woorden ‘redden’, ‘schelden’ en ‘opbouwen’.
Het woord geschiedt; is vlees geworden.
Het beroemdste is Jezus’ gebed vlak voor zijn dood: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten’. Dat zijn de eerste verzen van Psalm 22. Daarnaast blijken er veel meer bijzonderheden te zijn die Psalm 22 tot realiteit maken: het ‘verdelen van de kleren’, ook hier het ‘schelden’ en het belangrijke woord ‘redden’, het gegeven dat voorbijgangers ‘het hoofd schudden’, het ‘naar beneden komen’ en – niet te vergeten – de notie van Gods koningschap. In Jezus worden de woorden van de psalmen bewaarheid. Het woord geschiedt; is vlees geworden.
Er is echter één uitzondering. In de psalm wordt gebeden: ‘Allen die mij zien, bespotten mij…’ In het Grieks staat daar het werkwoord ‘ek-muktèrizzein’. Het Griekse woord ‘muktèr’ betekent ‘neusgat’. Het werkwoord heeft dus de gevoelswaarde van ‘verachtelijk snuiven’. Welnu, dat woord neemt Marcus, waar hij weergeeft hoe Jezus bespot wordt, niet over. Hij verandert het in ‘em-paizein’. En ik denk dat hij daar een uitdrukkelijke bedoeling mee had. Dat woord heeft te maken met ‘pais’, kind, of ‘paidion’, kindje. Degenen die Jezus bespotten (em-paizein), kleineren hem, maken hem tot een kindje. Precies zoals hij eerder aan zijn leerlingen had aangekondigd: ‘Wie een kindje opneemt, neemt mij op.’ ‘Van kindjes is Gods koningschap.’ Dat is dan ook precies wat er aan het kruis boven zijn hoofd te lezen staat: ‘Jezus van Nazareth. Koning van de Joden.’
Verbijsterend.