Het abortusdebat in Amerika verhit noemen is een understatement. Guido Dierickx zoekt voorbij de bekende argumenten van pro choice/pro life en ziet een belangrijke overeenkomt.
Ook bij ons is veel te doen om de uitspraak van het Amerikaanse Supreme Court over het recht op abortus. In onze streken is het echter van minder belang de uitspraak van dit grondwettelijk hof toe te juichen of te betwisten. Wij doen er beter aan de argumenten van beide strekkingen, die van Pro Life en die van Pro Choice, te wikken en te wegen. Want die zullen ook bij ons gebezigd worden.
Eerst enkele misvattingen opruimen. Het is waar dat vele gelovigen, vooral evangelicals en katholieken, in feite gekant zijn tegen een ruim toelaten van abortus. Maar dat doen zij niet noodzakelijk omwille van Bijbelse of kerkelijke voorschriften. Zij kunnen dat ook doen omwille van ethische motieven die door nogal wat niet-gelovigen gedeeld worden. De tegenstanders worden dus niet steeds bezield door religieus fanatisme. Het gebruiken van dergelijke termen komt neer op het gebruik van beledigingen en niet van argumenten. Dat taalgebruik is helaas erg in trek. Opvallend is dat men nog niet zo lang geleden de fundamentalistische evangelicals in het vizier nam en thans meer de katholieken, allicht omdat vijf van de negen opperrechters katholiek zijn en gekant tegen het behouden van het vonnis in de zaak van Roe versus Wade. Maar kan men ze daarom verdenken van religieuze bekrompenheid?
Wanneer die foetus een mens genoemd mag worden is voor hen niet relevant
Er zijn nog andere tekorten in het discours dat door voor- en tegenstanders wordt gevoerd. Beide strekkingen stellen zich de vraag wanneer de foetus als mens moet worden beschouwd: na 12, na 16, na 24 weken? Maar dat zou voor de aanhangers van pro-life niet de meest wezenlijke vraag mogen zijn. Zij hopen dat de foetus een volwaardig mens zal worden en zijn vanuit die hoop bereid om dat leven in wording te beschermen. Wanneer die foetus een mens genoemd mag worden is voor hen niet relevant.
De aanhangers van de pro-choice strekking menen, om allerlei redenen, minder te mogen verhopen van de menswording van de foetus en schermen met het recht op privacy van de moeder. Aangezien hun tegenstanders zich eveneens beroepen op een basisrecht, met name op het recht op leven, is het moeilijk tot een vergelijk te komen. Twee absolute rechten staan hier tegenover elkaar en dat terwijl een concreet besluit, door rechters of door politici, in de regel genomen wordt door meerdere rechten tegen elkaar af te wegen. Er bestaat zoiets als dilemma’s. Wie dit niet wil erkennen kan geen goede besluitvormer, geen goede rechter en geen goed politicus zijn.
Het ongeboren kind is het privébezit van de moeder
Noteer evenwel dat in een democratie niet alle besluiten gesteund moeten worden door een meerderheid van de bevolking. Aan de constructie van een democratisch regime gaat de vestiging van de rechtsstaat vooraf. En die steunt op een grondwet waarvan een grondwettelijk hof de spreekbuis is. De uitspraken van dit hof mogen niet heen en weer gaan met de schommelingen in de publieke opinie. Daarom heeft men in Duitsland zo’n sterk statuut gegeven aan het hof dat opgericht werd na de heilloze periode van het nazisme.
Wat ons in de VS vooral moet opvallen is dat beide strekkingen zich laten leiden door een verregaand individualisme. De aanhangers van pro-choice willen de beslissing over het ongeboren leven geheel overlaten aan de moeder. Hun harde kern wil aan haar vrijheid zelfs geen enkele beperking opleggen. Het is verbazend te merken dat het programma van de Democraten hierbij aansluit. Dat houdt in dat de samenleving geen enkele zeggenschap krijgt over het ongeboren kind. Het is “mijn kind” en niet “ons kind”. De vader, de familie en de naastbestaanden hadden wellicht gehoopt op dat kind, maar hebben er geen enkel recht op. Het ongeboren kind is het privébezit van de moeder. Een wel heel individualistische manier van redeneren.
Het zal tekortschieten voor kinderen uit een minder bevoorrecht milieu
Aan individualisme bezondigen zich echter ook vele aanhangers van “pro-life”. Velen van hen voelen zich niet geroepen om verantwoordelijkheid te nemen voor het ongeboren kind en niet eens voor het geboren kind. Zij laten al te dikwijls de moeder en haar kind aan hun lot over. De staten met de strengste wetten tegen abortus zijn ook de staten waar de overheid weinig werk maakt van kinderopvang. De overheid zorgt er nauwelijks voor het sociale vangnet dat in onze streken als een basisvoorziening wordt beschouwd. Daar hoopt men dat die verantwoordelijkheid zal opgenomen worden door privé-initiatieven, door de familie, door kerkelijke en caritatieve verenigingen. Maar dat klinkt als een goedkope, als een oneerlijke uitvlucht. Het privé-initiatief kan niet wat de overheid wel zou kunnen. En het zal alleszins tekortschieten waar het gaat om kinderen uit een minder bevoorrecht milieu.
Katholieke auteurs verwijten aan een aantal van hun bisschoppen dat die enkel aandacht hadden voor het verbieden van abortus en zich zodoende in feite aansloten bij de Republikeinen. Terwijl zij ondertussen even veel aandacht hadden moeten opbrengen voor het sociaal beleid dat eerder te verwachten is van de Democraten. Zij hebben niet beseft dat zij op twee fronten strijd moeten voeren tegen het Amerikaanse individualisme. Als zij dat niet doen, verliezen zij een stuk van hun geloofwaardigheid.