De oorlog in Afghanistan werd mede in onze naam gevoerd. Matt Malone SJ vraagt zich af of wij daar in de afgelopen twintig jaar één nacht slecht door sliepen. En klopt dat wel?
Een van mijn naaste familieleden diende veertig jaar in het Amerikaanse leger. Van mijn pastorale contacten met hem leerde ik veel. Bovenaan die lijst staat het besef dat wanneer een man of vrouw het uniform aantrekt, ook zijn of haar hele familie in dienst treedt. Een leven als militair heeft meer van een roeping dan van een baan. Het gezin van zo’n militair kan zich net zo min losmaken van die roeping als de echtgenoot en kinderen van een dominee zich kunnen losmaken van het leven van de gemeente die de dominee dient.
Vooral degenen van wie de geliefden niet thuis kwamen.
Er wordt momenteel heel wat gediscussieerd over de lessen die we kunnen trekken uit het debacle in Afghanistan, maar zelf denk ik vooral aan de families en vrienden van de soldaten die daar de afgelopen twee decennia hebben gediend. Aan wat zij moeten denken en voelen. Vooral degenen van wie de geliefden niet thuis kwamen.
Ik bracht genoeg tijd door in de nabijheid van militairen om te weten dat de mannen en vrouwen daar een meer diverse groep zijn dan je op het eerste gezicht zou denken. Sommigen van hen geven president Biden ongetwijfeld de schuld van deze afloop; anderen geven president Trump de schuld of beiden. Net als de rest van ons geven sommigen de Democraten of de Republikeinen de schuld, of George W. Bush of de tegenstanders van een eindeloze oorlog of de isolationisten of, en misschien dit wel op de eerste plaats, de Taliban of zelfs het hele Afghaanse volk.
Ziet u wie er niet op deze lijst staat? Misschien u en zeker ikzelf. Het zijn niet alleen ‘zij’ – wie dat ook mag zijn – die hier hun geweten en keuzes moeten onderzoeken. We dragen niet allemaal dezelfde mate van verantwoordelijkheid voor wat er gebeurd is, maar enige verantwoordelijkheid dragen we allemaal.
De oorlog in Afghanistan werd gevoerd in uw naam – de uwe en de mijne – “wij, het volk van de Verenigde Staten, wij, de vrije Westerse wereld”. Maar niet de hele familie ging naar de oorlog. Slechts enkelen van ons deden dat, een relatief klein aantal. We moeten ons afvragen hoe dit ons beïnvloed heeft.
Hoeveel krantenartikelen over Afghanistan sloeg u over?
Heeft het de rest van ons beïnvloed? Afgezien van de Amerikanen en onze bondgenoten met een geliefde of een familielid die in Afghanistan diende, hoeveel van ons zijn tastbaar beïnvloed door deze oorlog – op een aanwijsbare manier? Heeft u in de afgelopen twintig jaar één nacht niet geslapen vanwege uw zorgen over Afghanistan? Hoeveel krantenartikelen over Afghanistan sloeg u over, omdat u haast had, verveeld of moe was? Heeft u bij de laatste verkiezingen gestemd met Afghanistan in uw achterhoofd? Waarschijnlijk niet.
Mij is verteld dat in Washington een paar cynische politici denken dat al het drama, alle woede en verwijten van deze week op niets zullen uitlopen, althans in politieke zin. Wat hier is gebeurd laat de meeste mensen uiteindelijk koud – zeggen deze cynici – zoals het ons de afgelopen twintig jaar koud liet. Wat betekent, naar hun oordeel, dat deze ramp geen invloed zal hebben op de komende verkiezingen.
Is dat waar? Hopen we toch misschien dat het niet waar is? Verdienen de mannen en vrouwen die in onze naam deze oorlog voerden niet dat er rekening en verantwoording wordt afgelegd? Om nog maar te zwijgen over onze bondgenoten en de Afghanen die onze inspanningen daar steunden?
Het gaat uiteindelijk om een echte bekering tot een nieuwe en betere manier van leven
Zo ja, hoe zou die verantwoording er uit kunnen zien? Niet alleen met betrekking tot het nationale beleid, maar ook in de keuzes die wij individueel zouden kunnen maken. Misschien is het gewoon mijn keuze om hier meer aandacht aan te besteden of om hoe dan ook diegenen te steunen die de lasten van de oorlog droegen. Of misschien toch iets anders. Dat is een vraag aan ieder van ons.
Ik wil niemand de les lezen. Het gaat niet om zelfbeschuldiging of zelfkastijding, maar uiteindelijk om een echte bekering tot een nieuwe en betere manier van leven. Zelf ben ik nog steeds aan het denken en aan het bidden hoe die bekering er in mijn leven uit zou kunnen zien.
En wat zouden we anders kunnen doen als maatschappij? Ik kan me niet aan het gevoel onttrekken dat, wat we ook doen, we een land en een maatschappij moeten zijn waarin de hele familie “in dienst gaat”, anders doet niemand van ons het. Misschien moet het een vorm van nationale dienstplicht worden. Misschien een hulpplicht in vredestijd. Misschien moet er een andere grote verschuiving komen op sociaal-cultureel gebied. Maar dit is het punt: wanneer een land ten strijde trekt, moet het hele land ten strijde trekken. Iedereen moet er een aandeel in hebben. En als dit een oorlog minder waarschijnlijk maakt, des te beter.
Wat deden u en ik?
Wat er in Afghanistan is gebeurd, en waarom, zal nog decennia lang besproken en bediscussieerd worden. Maar de vraag die u en ik nu moeten proberen te beantwoorden is niet: Wat deden de Verenigde Staten en de landen van de Westerse wereld de afgelopen twintig jaar in Afghanistan? De vraag is: Wat deden u en ik? Wat hebben u en ik nagelaten te doen?
Want zoveel is duidelijk: het is gewoonweg gewetenloos dat we medeburgers – onze zonen en dochters – de oorlog in sturen om te vechten en te sterven in een decennia-lange oorlog, terwijl de rest van ons de luxe geniet zich er niet mee bezig te houden. Dat is een voorrecht dat we ons niet mogen veroorloven.
Dit artikel verscheen in America Magazine – the jesuit review. Vertaling door Jan Peters SJ.