Patrick Saint-Jean is een zwarte Amerikaanse jezuïet. Na de afschaffing van de slavernij hielden de jezuïeten één man nog 2 jaar als slaaf. Hoe gaat hij om met deze “stevige persoonlijke uitdaging”?
Toen president Abraham Lincoln in 1863 de Emancipation Proclamation uitvaardigde, kondigde hij aan dat alle tot slaaf gemaakte mensen in de Zuidelijke Staten (de Confederatie) “nu, van nu af aan en voor altijd vrij zijn”. In werkelijkheid bevrijdde deze proclamatie de tot slaaf gemaakte mensen alleen in naam. Eerst moest de burgeroorlog gewonnen worden door de Union van de Noordelijke Staten. De staten van de Confederatie weigerden vanzelfsprekend deze proclamatie te aanvaarden. Voor jezuïetenmissies die afhankelijk waren van slavenarbeid gold hetzelfde.
Texas was een van de staten die de proclamatie negeerden. Geografisch gezien lag het ver genoeg van de gevechten van de burgeroorlog: tot slaaf gemaakte mensen konden niet gemakkelijk tot achter de linies van de Union ontsnappen. Als gevolg daarvan werd Texas gezien als een veilige haven voor slavernij en veel eigenaars van slaven trokken hierheen.
Op 19 juni 1865 kwam Gordon Granger, generaal van de Union, met zijn troepen aan in Texas en bracht het nieuws van de nederlaag van de Confederation aan de 250.000 slaven die in Texas woonden. “De bewoners van Texas zijn hierbij geïnformeerd, dat in overeenstemming met een proclamatie van de uitvoerende macht van de Verenigde Staten, alle slaven vrij zijn. Dit betekent absolute gelijkheid van persoonlijke rechten en eigendomsrechten voor voormalige meesters en slaven; de relatie tussen hen wordt die van werkgever en ingehuurde arbeidskrachten.” Dit was een blijde dag, en de feestelijkheden barstten los onder de pas bevrijde mensen.
Er was echter een voorbehoud: zij die tot slaaf waren gemaakt, werden aangemoedigd om bij hun voormalige eigenaren te blijven. “De bevrijde slaven wordt geadviseerd rustig in hun huidige huizen te blijven en voor loon te gaan werken”, zei Granger. “Zij worden geïnformeerd dat zij… niet zullen worden ondersteund als zij niet werken.” De documenten die de vrijheid garandeerden waren getekend, maar veel zwarte Amerikanen bleven nog steeds leven in een vorm van slavernij.
Peter Hawkins en zijn vrouw Margaret waren twee zwarte Amerikanen voor wie echte vrijheid nog lang op zich liet wachten. Dr. Kelly Schmidt, die de geschiedenis van de jezuïeten bestudeerde, beschrijft dat Peter zijn hele leven slaaf is geweest; hij is geboren en opgegroeid op landerijen van de jezuïeten in Missouri. Daar zag hij hoe leden van zijn gemeenschap werden gegeseld. Zelf leed hij onder de pijnlijke scheiding van familieleden en vrienden, toen de Jezuïeten hen verkochten
En toch was Peter een gelovig man; zijn vroomheid overtuigde de jezuïeten ervan dat hij “de beste slaaf” was. Vanwege hun hoge dunk, stonden ze hem toe zijn vrijheid te kopen, maar Peter wilde dat ook zijn vrouw vrij zou komen. De jezuïeten vroegen hem een extra bedrag te betalen dat vandaag gelijk zou staan aan 20.300 dollar. Peter werkte twee jaar lang dag en nacht om dat geld te verdienen. Tenslotte, in mei 1864, smeekte hij de jezuïeten medelijden te hebben met hem en zijn vrouw.
Volgens een document in het plaatselijke jezuïetenarchief in St. Louis meldde de overste tijdens een vergadering van het toenmalige “huisconsult” (de raadgevers van de overste), dat Peter, “zoals bijna alle andere slaven dezer dagen dizzy en eufoor (“giddy”) geworden was”. Met tegenzin kwamen ze echter met een aanbod: als Peter en Margaret nog twee jaar voor de jezuïeten zouden werken, zouden zij ook Margaret haar vrijheid schenken.
Minder dan een jaar later, in januari 1865, werd het Dertiende Amendement op de Amerikaanse grondwet aangenomen, waarmee de slavernij in de Verenigde Staten werd afgeschaft. De jezuïeten in Missouri sloten een contract met hun zwarte arbeiders om tegen een salaris te blijven werken. Op Peter en Margaret pasten zij deze regeling echter niet toe, zij moesten nog twee jaar zonder loon doorwerken. Toen zij eindelijk een salaris ontvingen, bedroeg het loon van Peter veertien dollar per maand (het equivalent van ongeveer 200 dollar nu), dat van Margaret vijf dollar.
Deze geschiedenis voelt als een sterke persoonlijke uitdaging. Enerzijds voel ik een sterke band met mijn mede-jezuïeten. Onze broederlijke band is stevig en onze liefde voor elkaar is oprecht. En toch, anderzijds als zwarte man, moet ik ook steeds denken aan Peter en Margaret Hawkins en al die anderen zoals zij, inclusief mijn eigen voorouders: mensen die te lang op vrijheid en gerechtigheid hebben moeten wachten.
Ignatius geeft mij het enige antwoord dat zin geeft aan onze menselijke gespletenheid, aan ons vermogen tot zowel rechtvaardigheid als onrechtvaardigheid: we zijn allemaal zondaars – en toch worden we bemind door Christus. Daarin ligt onze hoop. Zelfs als we werken aan raciale gerechtigheid in onze straten, scholen en rechtbanken, moeten we ook ruimte maken voor Goddelijke Liefde diep in ons hart. We moeten van binnen echt vernieuwd worden om in staat te zijn naar buiten te bouwen aan een betere wereld.
Lees hier hoe de jezuieten in de Verenigde Staten de nazaten van hun slaven helpen.