Yasmina Lansman verleent juridische en morele bijstand aan asielzoekers die leven in een gesloten ‘centrum voor illegalen’. “Het doet mij soms denken aan een kweekschool voor haat en wrok.”
De twintigtal mannen van diverse nationaliteiten die ik wekelijks namens JRS Belgium bezoek, zitten in het gesloten centrum van het toeristische Brugge. Stuk voor stuk zijn ze kandidaat voor gedwongen terugkeer naar een land dat, na zoveel jaren in België, ver van hen afstaat.
Ze zitten opgesloten in dagzalen. Meestal dwalen ze wat rond met een verwilderde blik in de ogen en wachten ze op een beslissing die hun lot zal bezegelen. Alleen vanwege de solidariteit en de vriendschap van hun medegedetineerden kunnen ze het uithouden.
Dat wachten is als een vagevuur en lijkt in de coronatijd eeuwig te duren. Maand na maand zie ik dezelfde gezichten, die steeds meer tekenen van droefheid en woede vertonen. Er beweegt weinig in het centrum van Brugge. Politiebegeleidingen zijn opgeschort. Ambassades geven slechts mondjesmaat de geleidebrieven die België nodig heeft om deze mensen te kunnen uitwijzen. Er zijn ook maar weinig vluchten.
“De mens toont pas in de uiterste omstandigheden wie hij is”
In het midden van de herfst van vorig jaar verslechterde de coronatoestand in België en mochten we niet meer naar de dagzalen Toch konden we achter plexiglas nog contact met die mensen hebben, in de spreekkamers voor advocaten. Daar was de sfeer intiemer. Toen pas begon ik de draagwijdte te beseffen van wat de Duitse psychiater Karl Jaspers in 1931 schreef: “De mens toont pas in de uiterste omstandigheden wie hij is”.
Bij die ontmoetingen onder vier ogen en in alle nederigheid, voel ik immers dikwijls dat ik het gekwetste hart van de mens tegenover mij begrijp, op dat bepaalde moment van hun persoonlijke geschiedenis. Ik tracht dan een gevoel van geborgenheid en vertrouwen te bieden, waarin de tongen soms loskomen. Ik hoor hoe ze zich willen bevrijden van het psychische lijden dat met detentie samengaat en dat hun leven zo zwaar maakt. Dikwijls wonen ze al vele jaren in België. Ze hebben hier gewerkt, vrienden gemaakt of een gezin gesticht en de taal geleerd. Dat alles stortte in doordat ze geen verblijfsvergunning kregen. De mensen, wier enige misdrijf is dat ze niet in het bezit zijn van het stukje papier dat hun toegang verleent tot een normaal leven in België, ervaren deze administratieve opsluiting dikwijls als een straf.
Het gesloten centrum doet mij soms denken aan een ‘kweekschool voor haat en wrok’. Dat systeem is overweldigend en vernielt levens. Bij het verlaten van het centrum vraag ik me dikwijls onwillekeurig af of alle mensen die ik op de bus of in de trein ontmoet, verontwaardigd zouden zijn als ze wisten hoe destructief ons uitwijssysteem is. Sommigen zullen me cynisch antwoorden dat dit met opzet is om iedereen af te raden zich zonder verblijfsvergunning in ons land te wagen. Zou het doel dus de middelen heiligen?
“Je soms niets kunt doen, doch enkel zijn”
Het feit dat mijn werk me met de neus op dat lijden drukt, brengt me soms in de war. In het begin kon ik moeilijk begrijpen hoe ik die mensen kon opbeuren. Wat was mijn rol, mijn functie? In mijn ontreddering herinner ik me het woord van een jezuïet-collega. Die zei tijdens een teamvergadering dat ‘je soms niets kunt doen, doch enkel zijn’. Maar is dat niet het moeilijkste? Wat doen we met ons gevoel van onmacht? Nog altijd zoek ik een beetje naar mijn juiste plaats. Die ligt ongetwijfeld in het mededogen dat opwelt in de diepste stilte.
Afbeelding: Yasmina Lansman met twee collega’s van JRS Belgium.