We staan samen bij haar boekenkast. Als een soort boekenlegger staat daar een grote zwarte fotolijst met een zwart-witfoto van een blond ventje. De jongste van de zes kinderen. Mevrouw Verweij vertelt me over haar zoontje, die geen dag ouder is geworden dan op die foto.
We zijn gaan zitten aan de tafel in de hoek van haar kamer in het verpleeghuis. Ik hel wat over naar rechts omdat de twee linker poten van m’n stoel op een dik tapijt staan. De brandplekken van peuken zijn nog zichtbaar en herinneren aan zaterdagavonden waarbij de sigaretten gewoon op tafel stonden, vrijelijk te pakken als borrelnootjes op een verjaardag. Soms werd het zo laat dat de kinderen achter elkaar aan zaten, dan werden ze te moe en maakten ruzie. Ze renden rondjes rond de tafel, elkaar opjagend. Op de jongste na. De kleinste. De blondste.
Terwijl haar gezicht betrekt, vertelt ze over die dag waarop haar jongste de deur achter zich dicht trok om te gaan spelen. De dag ervoor had hij zijn eerste heilige communie gedaan en voor het eerst in z’n leven eigen nieuwe nette kleren gekregen. Hij was er zo blij mee dat hij ze niet meer wilde uitdoen. Ze was hem achterna gelopen en riep hem dat dat geen kleren zijn om in te spelen. Nog voor ze haar zin had afgemaakt kwam er een auto van rechts. Hij was op slag dood. Tegen dat afgrijselijke beeld kan geen Alzheimer op; het staat voor altijd op haar netvlies.
Hoe je kan verdrinken in je verdriet, maar ook hoe je weer omhoog klimt
We praten samen over hoe je leven in één seconde zo alomvattend kan veranderen. Hoe werkelijk alles anders wordt. Hoe je kan verdrinken in je verdriet, maar ook hoe je weer omhoog klimt, omdat ’t niet anders kan. Trede voor trede. Soms tot je eigen verbazing. Omdat er óók nog dingen zijn om voor te léven.
‘In het begin dacht ik dat mijn vijf kinderen samen wellicht ooit het gat zouden gaan vullen dat hij achterliet. Ik kon me niet voorstellen dat ik dit gevoel de rest van m’n leven bij me zou moeten dragen, dat ik dat zou kunnen verdragen. Een gat in je hart, een hap uit je ziel, een zwarte, gapende leegte. Helaas bleef de leegte leeg en ging die nooit meer weg. Sinds jaar en dag brand ik in dát donker, een lichtje. Elke dag opnieuw, al 56 jaar. En in het flikkerende licht van het kaarsje, verschijnt zijn blonde koppie, geen dag ouder dan op die foto.
En weet je…’ vertelt ze, ‘het meest verwonderd ben ik nog dat ik – ondanks alles – het leven nog altijd aandurf.’