Wie doen meer voor de volksgezondheid dan artsen in het ziekenhuis? De mannen van de vuilniskar. Maar krijgen ze daar ook onze waardering voor?
Iedere dinsdag komen ze in onze straat voorbij, al vroeg in de morgen, om onze zakken met vuilnis op te halen. Ongetwijfeld hebben ze ook een meer ambtelijk klinkende naam, maar wij noemen ze sinds mensenheugnis ‘de mannen van de vuilniskar’.
Die mannen bewonder ik. Ze werken hard en haastig.
Andere werknemers van onze stedelijke diensten nemen al eens de tijd om een sigaretje te rollen, maar zij niet. Zij werken hard want ze moeten achter een vrachtwagen aanlopen die niet graag stilhoudt. In de nauwe straten van de binnenstad zou zo’n gevaarte het verkeer belemmeren van personenwagens die steevast een grote haast hebben, ook al tonen die begrip en beginnen die niet luid te toeteren. Die mannen bewonder ik. Ze werken hard en haastig. Ze worden ervoor betaald, maar veel zal dat niet zijn. Immers, onder hen nogal wat migranten die kennelijk geen andere job aangeboden kregen. En voor de sociale contacten doen ze het ook niet want om met de omwonenden een babbeltje te slaan krijgen ze al evenmin de tijd.
Nochtans doen zij belangrijk werk, dat meer waardering verdient. Wie heeft ooit al rondgelopen in een stad waar deze mannen in staking zijn gegaan? Voor de volksgezondheid doen zij zelfs meer dan de dokters in het hospitaal. Zij vormen onze eerste verdedigingslijn tegen epidemieën, het medisch personeel slechts de tweede.
Komt daarbij dat in een hospitaal het verplegend personeel sinds het uitbreken van de epidemie hoger gewaardeerd worden (zij het niet hoger gesalarieerd). Deze sociale beloning zal deze mannen met de vuile handen nooit te beurt vallen. Hun werk doen ze niet omwille van betuigingen van dankbaarheid. Ze hebben het niet gekozen om sociaal te kunnen opklimmen. Ze doen het omdat het hun een inkomen geeft om van te leven en omdat het nu eenmaal moet gedaan worden.
Patiënten hebben een min of meer persoonlijke relatie met hun verplegend personeel. Zij spreken die aan met alsjeblieft en met dankjewel. Zij kunnen met hen emotionele banden ontwikkelen, hen lief of akelig vinden. Maar met de mannen van de vuilniskar hebben zij voor dergelijke persoonlijke bindingen niet de tijd, gesteld dat zij daaraan zouden denken.
Voortaan zou die man voor mij meer zijn dan ‘een man van de vuilniskar’.
Voortaan zou die man voor mij meer zijn dan ‘een man van de vuilniskar’. Gelukkig heb ik ooit zo’n man van iets meer nabij leren kennen. Hij bestuurde de vuilniswagen en riep mij toe vanuit zijn cabine toen ik voorbij wandelde. Ik herinnerde mij niet meteen met wie ik te maken had. Juist op tijd herkende ik hem. Wij waren beiden lid van hetzelfde tennisclubje. Hoe verassend hem daar in die vrachtwagen achter het stuur te zien: een man van de vuilniskar, een ongeschoolde arbeider, die ook tennis speelde. En vrij goed zelfs, hoewel hij ook als tennisser geen volledige scholing had genoten. Voortaan zou die man voor mij meer zijn dan ‘een man van de vuilniskar’. Een opwekkende gedachte
Wij zijn veel verschuldigd zijn aan ‘het voetvolk’ van onze samenleving, aan de velen die hun plicht blijven doen ook als ze daarvoor financieel en sociaal zuinig beloond worden. Misschien, hopelijk, worden zij tenminste beloond door de kameraadschap in eigen kring.