Marijke Deconinck is vrijwilliger in een Vlaamse gevangenis. “Bij het binnengaan van de gevangenis moest ik mijn schoenen uitdoen, net als Mozes bij het brandende braambos.”
De grootste misdaad, las ik ooit, is mensen de hoop afnemen. Met betrekking tot de slachtoffers is dat vrij evident – maar voor een dader? Heeft die nog recht op iets van toekomst? Door deze vraag te stellen kwam ik in het spanningsveld terecht waar ieder die met gedetineerden op weg gaat, komt te staan. Met deze vraag kon ik op dat ogenblik nergens terecht.
Ik zie de man nog staan, altijd met gebogen hoofd. Enkel wanneer hij door de voorzitter van het hof werd aangesproken, keek hij even op.
Ik schreef dat ik hoopte dat hij nog mensen mocht ontmoeten die hem een nieuwe kans willen geven
Na afloop van het proces, heb ik de man een brief geschreven. Ik wou hem enkel zeggen dat ik geloofde in zijn positieve kwaliteiten (die getuigen hadden aangebracht) en ook dat ik hoopte dat hij nog mensen mocht ontmoeten die hem een nieuwe kans willen geven. Hij schreef terug dat het voor hem onvoorstelbaar was dat iemand die wist wat hij had aangericht, hem toch nog toekomst toewenste.
Ik ben hem later gedurende enkele jaren geregeld gaan bezoeken. Ook over deze ervaring delen met andere mensen was zeer moeilijk. De muren van onbegrip en vooroordelen zijn zeer hoog.
Daarom is het project Tralies uit de weg, waarbij mensen van buiten in gesprek gaan met mensen van binnen, ook zo bijzonder belangrijk. Enkel in de concrete ontmoeting met een gedetineerde, wordt er een ruimte geschapen voor mededogen.
Men vraagt mij wel eens: “Heeft dit alles voor jou iets met geloven te maken?” En ik vertel dan steeds over die ene keer dat ik bij het binnengaan van de gevangenis mijn schoenen moest uitdoen omdat er blijkbaar iets van metaal als versteviging in mijn schoenzool zat. En dat ik toen dacht aan het verhaal van Mozes die ook zijn schoenen moest uitdoen, bij het brandende braambos, omdat hij op heilige grond stond. Daar was God namelijk aanwezig.
En jullie hebben je kinderen verboden
om met mijn kinderen te spelen.
Sindsdien is de gevangenis binnengaan het betreden van heilige grond. Van de filosoof Emmanuel Levinas leerde ik dat God te vinden is in het appel van de ander, van de ongewenste ander bij uitstek. Dit appel werd ooit schitterend verwoord door de Duitse theologe Dorothee Sölle:
Ik was in de gevangenis
en jullie hebben je niet om mij bekommerd.
Ik was in de gevangenis
en jullie hebben mijn gezinsleden genegeerd.
Ik was in de gevangenis
en jullie hebben je kinderen verboden
om met mijn kinderen te spelen.
Ik was in de gevangenis
en kwam weer vrij
maar door jullie wantrouwen
begon de straf pas toen.
Deel 1 van dit tweeluik is hier te lezen: Hoe mijn vooroordeel over gedetineerden drastisch veranderde.
Marijke Deconinck werkt sinds 2001 als vrijwilliger mee aan het project ‘Tralies uit de weg’. Zij neemt geregeld deel aan groepsgesprekken met gedetineerde mannen en vrouwen in een Vlaamse gevangenis.