Artsen, zo viel onlangs te lezen op deze website, voelen zich vaak voor het blok gezet wanneer mensen actieve levensbeëindiging als een recht gaan zien. Ward Biemans SJ confronteert de euthanasiewetgeving en -praktijk met het kerkelijk denken over een waardig levenseinde.
Op Ignis Webmagazine werd onlangs een bijdrage geleverd door Bruno en Anneke van der Werff aan de discussie over de wenselijkheid van een levenseindekliniek. De inzet van beide huisartsen valt te waarderen, om met hun patiënten gewetensvolle beslissingen te nemen die uitgaan van Gods barmhartigheid en de naastenliefde zoals Jezus die heeft voorgeleefd.
De discussie rondom de levenseindekliniek gaat echter voorbij aan de vraag omtrent de (on)wenselijkheid van de euthanasiewetgeving zelf. Het is betreurenswaardig dat artsen, zoals Bruno en Anneke beschrijven vanuit hun ervaring, in een gesprek omtrent een waardig levenseinde onder druk kunnen worden gezet omdat mensen menen een recht te hebben op euthanasie. Het is een rechtstreeks gevolg van de bestaande euthanasiewetgeving dat artsen in een dergelijke positie terecht kunnen komen, in de wetenschap dat zelfs wanneer zij goede argumenten hebben om de euthanasie niet uit te voeren, dat de patiënt dan naar een andere arts kan gaan met zijn of haar verzoek.
In reactie op deze maatschappelijke ontwikkelingen en mede dankzij de toegenomen medische mogelijkheden heeft ook het denken vanuit het kerkelijk leergezag omtrent thema’s als euthanasie en palliatieve zorg niet stilgestaan. Het is van belang om bij de discussie omtrent zulke gevoelige thema’s als een waardig levenseinde uit te gaan van een goede definitie. Bij euthanasie gaat het om handelen of om nalaten van een handeling dat in wezen en bedoeld de dood tot gevolg heeft, om zo alle lijden te beëindigen. Het leergezag van de kerk wijst dergelijk handelen af, maar wijst tegelijkertijd op de toenemende aandacht voor palliatieve zorg (zie de encycliek Evangelium Vitae van paus Johannes Paulus II).
Hierbij moet allereerst worden bedacht welk medisch handelen géén euthanasie is. Het komt nogal eens voor dat een bepaalde medische ingreep zo’n zware belasting voor de patiënt zou betekenen dat dit niet langer in verhouding staat tot de te verwachten baten. In sommige gevallen spelen ook de risico’s van de behandeling en de kosten van de behandeling een rol bij de afweging om wel of geen ingreep te laten plaatsvinden. Zo’n beslissing wordt genomen door de arts in goed overleg met de patiënt. Wanneer een bepaalde ongeproportioneerde behandeling wordt afgewezen, dat is dit geen euthanasie; het is eerder een uitdrukking van de aanvaarding van de menselijke situatie in het zicht van de dood.
Euthanasie moet tevens onderscheiden worden van palliatieve zorg en palliatieve sedatie. Bij palliatieve zorg gaat het niet alleen om pijnbestrijding, maar om de totale zorg voor patiënten op het moment dat hun ziekte niet meer te genezen is. Daaronder kan ook psychologische, sociale en spirituele zorg vallen. Wanneer de patiënt bijvoorbeeld worstelt met existentiële vragen rondom het levenseinde, kan het raadzaam zijn dat de hulp van een pastor wordt ingeroepen, door de patiënt zelf of door de arts. Bij palliatieve zorg gaat het om de integrale verbetering van de kwaliteit van leven van de zieke en van hun familie, voor zover dit tot de reële mogelijkheden behoort. Volgens de World Health Organisation bevestigt palliatieve zorg het leven en beschouwt het sterven als een normaal proces (zie de website van deze organisatie). Palliatieve zorg beoogt de dood niet te verhaasten, noch uit te stellen.
Palliatieve sedatie is een vorm van palliatieve zorg, waarbij met behulp van medicijnen het bewustzijn van een patiënt wordt verminderd of weggenomen, om daarmee lijden door klachten die op geen andere wijze te bestrijden zijn, weg te nemen. Palliatieve sedatie kan alleen worden toegepast wanneer de levensverwachting korter is dan een à twee weken. In bepaalde situaties van hevige, onbehandelbare pijn, bij dreiging van verstikking of soms ook bij een delirium, kan palliatieve sedatie een aanvaardbaar alternatief vormen, mits de medicinale dosering inderdaad is gericht op de bestrijding van de symptomen en daar niet boven uit gaat.
Vanuit sociaal en gelovig perspectief komen daar bovendien twee vragen bij: is de nazorg voor de nabestaanden voldoende geregeld (zoals de regeling van erfeniskwesties) en heeft de patiënt zich ook in religieus opzicht voldoende kunnen voorbereiden op de naderende dood en de ontmoeting met de levende God? In het geval dat de patiënt het sacrament der zieken wenst, is het te verkiezen dat dit gebeurt wanneer hij of zij nog bij bewustzijn is en wanneer de naaste familie en/of mantelzorgers hierbij aanwezig kunnen zijn.
In het streven naar een waardig levenseinde is palliatieve zorg een belangrijk instrument waarmee, zo blijkt uit de ervaring van artsen, verzoeken om euthanasie voorkomen kunnen worden. De euthanasiepraktijk stelt niet langer de zorg en het respect voor het leven centraal, maar focust op de beëindiging ervan. De euthanasiewetgeving is een gevolg van de radicale individualisering van de samenleving, waar lijden liefst zo doelmatig mogelijk geëlimineerd moet worden. Palliatieve zorg daarentegen richt de aandacht op het draaglijk maken van het lijden en de aanvaarding van een natuurlijke dood.
We moeten daarbij niet vergeten dat het wettelijk toestaan van euthanasie wereldwijd gezien een uitzonderlijke situatie is. Binnen de katholieke kerk is er een lange traditie die de beëindiging van het eigen leven in strijd acht met de liefde tot God, tot de naaste, de gemeenschap en de mens zelf. Het is mijns inziens te hopen dat door de toenemende inzet van palliatieve zorg de vraag naar euthanasie en naar een levenseindekliniek meer en meer overbodig zal blijken te zijn.
De auteur heeft meegewerkt aan het pas verschenen Handboek Katholieke Medische Ethiek, waar dit artikel gedeeltelijk op is gebaseerd. Zie: http://aartsbisdom.nl/Nieuws/Pages/HandboekKatholiekeMedischeEthiekgepresenteerd.aspx