Geen antwoord is geen bezwaar – we zijn er aan gewend. Waarom reageerden vele Nederlanders dan zo emotioneel op het recente wetsvoorstel voor orgaandonatie?
“Meneer, u hebt geen ‘nee-nee’- of ‘ja-nee’-sticker op uw brievenbus zitten. Weet u wel dat dan iedereen er alles in mag gooien? Ik kan u wel zo’n sticker brengen, hoor.” Het hoeft niet van mij; zoveel overbodig papier wordt er hier toch niet in gegooid. Maar veel brievenbussen in de omgeving hebben wel zo’n sticker, die duidelijk vastlegt wat er wel en wat er niet mag gebeuren.
We zijn eraan gewend geraakt: geen sticker, geen duidelijk ‘nee’ of ‘nee tenzij’, betekent in feite ‘geen bezwaar’.
Wilders wil dat in Nederland (naar het voorbeeld van Zwitserland) jaarlijks verschillende malen een referendum wordt gehouden. Dat zou moeten gaan over recent aangenomen wetsvoorstellen. Volgens hem is dit de meest zuivere vorm van democratie. Iedereen krijgt de gelegenheid te reageren met ‘ja’ of ‘nee’ en als je niet reageert betekent dat automatisch ‘geen bezwaar’, wat de uitslag van het referendum ook is.
Bij orgaandonatie gaat het niet over reclame in mijn brievenbus, maar over mijn eigen lichaam
Er is geen ruimte voor spijtoptanten die achteraf schrikken van een uitslag die ze niet hadden gewild. Alsnog je stem uitbrengen of veranderen is uitgesloten. Het Engelse Brexit-referendum heeft deze scherpe consequentie duidelijk laten zien.
Het recent in Nederland – met de kleinst mogelijke meerderheid – aangenomen wetsvoorstel voor de orgaandonatie lijkt hier wel wat op: ieder kan aangeven of zij of hij na de dood orgaandonor wil zijn en wie niet reageert wordt genoteerd als ‘geen bezwaar’. Het verschil met het referendum is wel, dat je hier achteraf als spijtoptant alsnog je mening kunt invoeren of wijzigen. Het lijkt daarom meer op de sticker op de brievenbus, die je steeds nog kunt aanbrengen of vervangen.
Zo uitzonderlijk is dit voorstel dus niet. Waarom horen we dan toch zo emotionele reacties tegen dit wetsvoorstel?
Aan wie behoren mijn organen toe?
Omdat het hier niet gaat over reclamemateriaal in mijn brievenbus, zelfs niet over een uittreden uit de Europese Unie. Het gaat toch over mijn eigen lichaam, over mijn organen, over mijn nieren. Ze zijn van mij en daar heeft niemand zich mee te bemoeien, en zeker de overheid niet. Maar wie is eigenlijk die ‘ik’ die eigenaar is van deze nieren en welk recht heb ik erop? Het gaat immers niet over de levende mens. Als ik overleden ben, van wie zijn deze organen dan? Wie is de rechtmatige eigenaar? Ik nog steeds? En wie is dan op dat moment die ‘ik’?
We zingen het zo gemakkelijk: “Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf. We leven en sterven voor God, onze Heer; aan Hem behoren wij toe.” Niemand sterft voor zichzelf, aan Hem behoren wij toe.
En wat zou Hij dan met onze nieren willen doen?