Veerkracht is de wonderlijke beweging waarbij mensen opstaan, die met een smak op de grond zijn gekletterd. Waardoor worden ze gedragen en gedreven? Misschien moet je er niet te veel over willen zeggen, maar als je er getuige van bent stilletjes hopen dat het aanstekelijk werkt.
Zelden heb ik zo’n enthousiaste man ontmoet. Als hij met mijn collega’s meegaat naar de supermarkt, roept hij het uit van blijdschap over alle verschillende soorten fruit die er te koop zijn. ‘Geweldig! Ze hebben aardbeien. En meloen. En appels. En woooh, ook nog frambozen.’ Om maar te zwijgen over hoe geïmponeerd hij is van de veelheid aan tandpasta’s die je er kunt kopen. Als je er met nieuwe ogen naar kijkt is het inderdaad gewéldig dat we zoveel soorten vers fruit kunnen kopen en dat een mens kiezen kan uit dertig verschillende soorten tandpasta. Van het eerste geniet ik persoonlijk meer dan van het tweede.
Er met nieuwe ogen naar kijken… Dat is eigenlijk wat hij ook écht doet. Hij kijkt er met nieuwe ogen naar. Na zijn hartstilstand is hij ruim zeventig procent van zijn geheugen kwijt, of beter gezegd: ligt het als een rommeltje op de grond. Als een omgevallen boekenkast. Langzaam raapt hij de boeken één voor één op, om ze – met wat hulp – op de goede plek terug te zetten. Bij het oprapen wordt pijnlijk zichtbaar, welke boeken ontbreken.
Onder die chaos is hij blijmoedig, veerkrachtig en ongeremd enthousiast. Als je hem begroet gaat zijn gezicht open, als voor een oude vriend. Als je hem vraagt wat hij ergens van vond, lijkt hij genoten te hebben als nooit te voren. Hij is de zon in ons huis. Ongefilterd blij.
Bij het oprapen wordt pijnlijk zichtbaar, welke boeken ontbreken.
Zijn vrouw vertelt me dat hij altijd opgeruimd van karakter is geweest; optimistisch, kon wel tegen een stootje. Door tegenslagen liet hij zich niet uit het veld slaan, hij danste ermee. Ze had hem vijf weken geleden gevonden in zijn werkkamer, op de vloer. Hij ademde niet meer. Als aan de grond genageld had ze eerst naar hem staan kijken. Hopend, met lijf en ziel, dat haar ogen haar bedrogen. Daarna had ze het alarmnummer gebeld en de buren om hulp gevraagd. Die begonnen meteen met reanimeren tot de ambulancebroeders het overnamen.
Hij heeft het gered, maar alles is anders. Een normaal gesprek kun je niet meer met hem voeren. Afgeleid door alles wat hij ziet en hoort, kan hij maar moeilijk luisteren naar wat je zegt. Laat staan dat hij de dingen overziet: financiën, relaties, zorgdragen voor elkaar… Meer dan de helft van wat hij en zijn vrouw hebben meegemaakt, staat alleen nog in háár geheugen gegrift. Bij hem is het weg. Voor haar is het alsof de helft van het plezier eraf is.
Zoveel om van te houden. Zoveel verloren. Zoveel over.
Elke dag gaan ze gearmd naar de diverse activiteiten die in ons huis georganiseerd worden. Als ik ze tref bij de liederentafel, hoor ik hem enthousiast roepen; ‘ow wat leuk, dat lied ken ik, dat is van Boudewijn de Groot!’ Hij dirigeert mee op het ritmische “Land van Maas en Waal”. Zij zingt wat bescheidener mee, maar geniet oprécht van zijn blijdschap. Zijn blijdschap lijkt haar zelfs te ontroeren. Zoveel om van te houden. Zoveel verloren. Zoveel over. Ik word er stil van, als ik naar haar kijk. Naar hoe ze blij is, voor hem, met hem. Naar hoe het haar lukt oprecht te genieten van wat er nog wél is. Naar hoe zij haar man ter zijde staat, als rots in de branding. Veerkracht op z’n mooist. Als ik daar naar kijk, hoop ik stiekem dat het besmettelijk is.