Het vluchtelingenverdrag heeft in de zestig jaar van zijn bestaan veel mensenlevens gered. De definitie van wie een vluchteling is zou herzien moeten worden. Het bestaande verdrag wordt ondertussen steeds strikter toegepast.
Op 26 juli 1951 werd in Genève het internationale verdrag getekend betreffende de status van vluchtelingen. De vluchtelingen voor wie het verdrag geschreven werd waren zestig jaar geleden veelal leden van minderheden in Europa die na de Tweede Wereldoorlog geen plaats hadden en mensen die het communisme ontvluchtten. Het Verdrag heeft miljoenen het leven gered en de kans gegeven een nieuw leven op te bouwen. Het is de hoeksteen van de internationale bijstand aan mensen die moeten vluchten. Het geeft vluchtelingen het recht om hun land te verlaten en het recht om elders opvang te vinden
De omschrijving van wie vluchteling is in de zin van de wet voldoet al lang niet meer. Wie op de vlucht gaat voor burgeroorlog, hongersnood, overstromingen of een vulkaanuitbarsting valt niet onder de bescherming van het Verdrag. Wie vlucht binnen de grenzen van het eigen land evenmin – er zijn wereldwijd 26 miljoen van deze ontheemden. Staten huiveren om het Verdrag aan te passen, want hoe wijder de definitie hoe meer verplichting er is tot zorg en opvang. Als er echter geen verplichting is vastgelegd, dan is ook niet geregeld wie iets moet doen: het Rode Kruis, het gastland of de Verenigde Naties? De hulp bij hongersnood komt pas op gang na noodkreten van hulporganisaties die weer afhankelijk zijn van de media; de media-aandacht wordt mede bepaald door de beschikbaarheid van plaatjes van zielige kinderen en de zendtijd op televisie.
De Organisatie van Afrikaanse Staten, landen in Midden-Amerika en de Katholieke Kerk hanteren een ruimere omschrijving van wie vluchteling is dan het Vluchtelingenverdrag. Daarin is wel plaats voor vluchtelingen die vluchten voor aanhoudende droogte, burgeroorlog of natuurrampen. In deze optiek hebben meer mensen recht op voedsel, veiligheid en reisdocumenten. Hun aanspraken berusten daarmee op een recht en hangen niet af van grillige gunsten.
Voorlopig moeten we het doen met de zestig jaar oude definitie. Het is al moeilijk genoeg om onder die regeling internationale bescherming te krijgen in staten als Marokko, Maleisië of Jemen. Maar ook in Slowakije, Kroatië en Malta zijn ze niet gul. Onder de opvarenden van de bootjes richting Europa zijn veel vluchtelingen die recht hebben op bescherming – worden die geholpen door Frontex, het grensagentschap van de EU? In Nederland worden steeds hogere eisen gesteld aan het bewijs dat asielzoekers moeten overleggen. De ironie is dat de wetgeving om vluchtelingen bij te staan al 60 jaar bestaat, maar dat staten telkens weer uitvluchten zoeken om de wet niet toe te passen.
Jesuit Refugee Service International belicht verschillende aspecten van het verdrag: http://www.jrs.net/Spotlight?&L=EN