Ignis bezoekt minder courante musea. Bert ten Berge kijkt in Delft naar medische instrumenten uit voorbije eeuwen. En heeft iets voor de collectie.
Mijn verhuizing van Delft naar Nijmegen, begin augustus 2017, noopt tot een forse opruiming. Bij mijn opgeslagen spullen vind ik twee oude microscopen, een binoculair, een onderdeel van oude veldmicroscoop met vele losse lenzen en ander materiaal in doosjes van voor WO II, geërfd van vorige generaties jezuïet-biologen. Wat daarmee aan te vangen?
Op maandag 17 juli word ik ontvangen door Dr. O. Tjiam, voormalig dermatoloog aan het Reinier de Graafziekenhuis in Delft. Hij is vader van drie oud-leerlingen van het Stanislacollege en nu vrijwilliger van het medisch en farmaceutisch museum De Griffioen in Delft. Dit museum is 26 jaar geleden gesticht door Bob Griffioen, eerst huisarts en later directeur van het Reinier de Graafziekenhuis, samen met zijn zus die apothekersassistente was.
Het uit twee verdiepingen bestaande museum toont talrijke voorwerpen die de ontwikkeling van de medische en farmacologische wetenschap laten zien vanaf de 18e eeuw tot recent. Ik noem in vogelvlucht een paar voorbeelden.
Er is een kraamhoek met alles wat bij een bevalling hoort, zoals couveuses – zelfs een van hout – die met tinnen kruiken verwarmd werden, een ijzeren long voor een baby, luiertangen in de vorm van een ooievaar, een fles kandeel om op de nieuwgeborene te klinken etc.
Er is een kraamhoek met alles wat bij een bevalling hoort, zoals couveuses – zelfs een van hout
Er is een ziekenhuishoek met een niet-verstelbaar bed. Daarop een patiënt (pop) met een houten dekenboog met verwarmingslampen, een kloosterzuster (pop) en andere verpleegsters (poppen). Beddenpannen om een bed te verwarmen, ondersteken, urinalen voor mannen en mislukte uitprobeersels daartoe voor vrouwen. Een vitrine met tientallen verpleegsters-insignes en ziekenhuisspeldjes. Ook de eerste Röntgenapparaten (1920) zijn aanwezig alsmede een ingenieus ECG-apparaat, dat de frequentie en de intensiteit van de hartpulsen zichtbaar maakt. Bovendien een hele serie van historische pacemakers.
In een vitrine is de geschiedenis van de anticonceptiva zichtbaar in pillen, pessaria, spiraaltjes en kapjes. Er staat een toestel waarmee Delvenaar Kipp H2S kon maken, dat door de politie gebruikt werd om arsenicum in de maaginhoud aan te tonen. Zo werd ook de Leidse Goeie Mie (1839–1915), die 103 mensen had vergiftigd, ontmaskerd.
Om te griezelen zijn er ook voormalige operatie-instrumenten te zien zoals messen en zagen om ledematen te amputeren, tangen om een kind te halen en tangen om blaasstenen (een aantal vuistgrote liggen er) te verwijderen. Ook is er een zogenoemde rookklisteer, een pijp met een lang uiteinde dat in het rectum werd gebracht van iemand van wie men niet wist of hij dood was of nog levend. Als de patiënt tabaksrook in zijn endeldarm kreeg ingeblazen, zou die van pijn reageren; zo niet dan was de persoon dood. En er is een doopspuit uit de 18e eeuw, waarmee een kind dat in de baarmoeder dreigde te sterven, op die plek gedoopt kon worden.
In het museum is ook een complete ouderwetse apotheek ingericht. Er is een kast met zestig laden en bijbehorende catalogus, geschonken door Gist-Brocades, waarin zich ‘simplicia’ bevinden – de basisstoffen waaruit een bepaald medicijn kan worden gemaakt.
In de microscoopzaal heb ik me verbaasd over de eerste microscopen, die van hout waren. Er zijn ook modellen van de super eenvoudige microscopen waarmee Antonie van Leeuwenhoek werkte. De voor mij meest indrukwekkende microscoop was door Dick Stahlie, zendingsarts in Indonesië, uit Tropisch hardhout vervaardigd tijdens de aanleg van de Burmaspoorweg. Hij heeft het overleefd en werd hoogleraar kindergeneeskunde aan de VU.
En er is een doopspuit uit de 18e eeuw, waarmee een kind dat in de baarmoeder dreigde te sterven, op die plek gedoopt kon worden.
Ondanks de rijke verzameling van microscopen was het door mij meegebrachte materiaal toch zeer welkom en zal het een plaatsje vinden in dit zo rijke museum.