Medische protocollen zijn tamelijk zwart-wit. Toch moet een arts ervan af kunnen wijken, vindt oud-neuroloog Mathé Prick. Ook van het protocol van het coronavaccin.
Onlangs las ik een bericht dat een 16-jarige zorgmedewerker niet in aanmerking komt voor een vaccinatie tegen Covid-19. Reden was dat de vaccins alleen getest zijn voor personen van 18 jaar en ouder.
Ik vind dit een mooi voorbeeld van de manier van denken in en over de gezondheidszorg.
Wanneer een nieuw geneesmiddel of een nieuw vaccin getest wordt, moet er eerst een protocol komen dat als uitgangspunt dient voor de beoordeling van het nieuwe middel. Het betreft immers wetenschappelijk onderzoek waarbij mensen gevraagd worden proefpersoon te zijn. Dit soort onderzoek vindt plaats op volwassen proefpersonen, tenzij het middel specifiek bedoeld is voor andere groepen zoals kinderen of wilsonbekwamen. Het recht zegt inderdaad dat wij op onze achttiende volwassen zijn, maar in de zorg kunnen wij ook als wij iets jonger zijn al verantwoordelijk volwassen werk doen.
Zestienjarige zorgmedewerkers mogen dus geen prik halen. Dergelijke problemen rond protocollen ben ik in mijn leven vaak tegengekomen: de spanning tussen de belangen van een patiënt en de ideeën die daarover vastgelegd zijn in protocollen.
In wezen moet je een protocol vertalen naar een individuele situatie
Protocollen zijn er als steun bij je handelen, maar ook om van af te wijken. Het lastige is dat je daarvoor sterke argumenten moet hebben, om geen juridische problemen te krijgen. De keuze of je iemand wel of niet behandelt is altijd individueel bepaald, en kan van persoon tot persoon verschillen.
Protocollen zijn in het algemeen gericht op groepen patiënten, niet op individuele situaties. Als arts heb je te maken met een individuele patiënt. Om hem of haar te kunnen behandelen en informeren over de behandeling moet je de behandelmogelijkheden en hun beperkingen kennen en de risico’s kunnen afwegen tegen de mogelijke voordelen. Ook moet je in staat zijn je patiënt daarover voor te lichten – en soms lukt die communicatie gewoon niet. In wezen moet je een protocol vertalen naar een individuele situatie en dat kan ten koste gaan van de beleidslijn van het protocol.
Een praktisch voorbeeld: jarenlang was het uitgangspunt bij de ziekte van Parkinson dat bepaalde geneesmiddelen (dopamine) na vijf jaar niet meer werkten. Je moest ze dus bewaren tot laat in het ziektebeloop. Als jonge neuroloog leerde ik neuroloog dat het middel ook vroeg in de ziekte veel verbetering gaf, en wachtte dus niet met het te geven. Later bleek dat het middel op zeker ogenblik bijna geen aangrijpingspunt meer had in de hersenen, wat de basis vormde voor de ervaring dat de dopamine maar 5 jaar werkte. Maar feitelijk werkte deze geneesmiddelen niet goed meer in een laat stadium van de ziekte. Er was dus juist een reden om de middelen vroeg te geven en mensen daardoor méér valide te maken.
Hoewel protocollen vaak mede een juridische achtergrond hebben, moet je ze niet als juridisch instrument gebruiken, maar als toetsingskader voor je omgaan met patiënten. Je loopt dan tegen ethische vragen aan. Die kun je het best proberen te beantwoorden in een multidisciplinair overleg, waarin patiënt, mantelzorger, verpleegkundige, arts, ethicus en gezondheidsjurist ieder een eigen stem heeft. Zoals altijd ligt de waarheid in het midden.
Ik zou voor de grote groep van jongeren die achttien jaar uit het protocol aanhouden
Het is belangrijk na te gaan wat de reden is van een bepaalde regel, van een bepaald protocol. Bij de vraag naar de leeftijdsgrens voor de Covid-19-vaccinatie zou ik voor de grote groep van jongeren die achttien jaar uit het protocol aanhouden. Kijkend naar de individuele situatie van de individuele gezondheidswerker van zestien jaar zou ik zeker een uitzondering maken op het protocol.