Guido Dierickx denkt terug aan de eerste keer dat hij een oud en eenzaam mens ontmoet. Nu zit hij zelf in een bejaardentehuis en vertelt hoe dat is: samenwonen met andere oude mensen.
Ik kwam hem vragen stellen. De man voor mij was oud. Hij liep een beetje krom, was slecht te been en woonde drie hoog. Er was geen lift. Kennelijk kwam hij zelden buiten. Maar hij ontving mij met open armen. Eindelijk iemand om mee te praten, moet hij gedacht hebben. Beter mij als jonge socioloog die hem toegewezen was uit een toevallige steekproef van de bevolking en die hem saaie vragen zou stellen dan niemand. Daar heb ik dan voor het eerst een mens ontmoet die niet enkel oud maar ook heel eenzaam was. Zo zijn er vele, dat had ik in boeken gelezen.
Bejaarde mensen zouden in principe hun laatste levensjaren moeten doorbrengen omringd door hun kinderen en kleinkinderen. Dat ideaal van verbondenheid over de generaties heen, van “intergenerationele solidariteit”, vinden we al in de oude Bijbelse boeken. In onze samenleving is die intergenerationele solidariteit echter sterk verzwakt. De demografen vertellen ons waarom: kleinere gezinnen, lossere familiebanden. Gevolg: vele oude mensen zijn alleen en eenzaam.
Ik heb de indruk dat dit ideaal niet volstrekt onbereikbaar is
Het is waar: onze samenleving probeert daar iets aan te doen. Wij brengen ze onder, als zij het zich kunnen veroorloven, in woonzorgcentra waar zij een gemeenschap kunnen vormen met leeftijdsgenoten. Waar zij een zekere mate van “intergenerationele solidariteit” zouden kunnen ontwikkelen. Nu, vele jaren na die eerste ontmoeting met een oud en eenzaam iemand, woon ik zelf in zo’n woonzorgcentrum en ik heb de indruk dat dit ideaal niet volstrekt onbereikbaar is.
Laat me hier onmiddellijk aan toevoegen dat in ons zo hooggeprezen woonzorgcentrum het streven naar intergenerationeel samenleven niet verwaarloosd wordt. Integendeel. Er lopen hier tal van bijzonder vriendelijke verzorgenden rond die niet beter vragen dan onze maaltijd klaar te zetten en onze kamers schoon te houden. Eigenlijk zijn ze zelfs al te toegewijd. Door hun toedoen hebben wij de hulp van onze leeftijdsgenoten haast niet meer nodig. Bovendien heeft het huis een ruime parking die het de bezoekers heel gemakkelijk maakt. En naast het huis liggen er sportvelden die jongelui aantrekken. Leuk om die jongens en meisjes te zien tennissen met veel inzet en soms met enig talent.
Mensen die zich tevreden moeten stellen met de andere oude mensen om zich heen. Hoe doen zij dat?
Ondertussen is het meest treffende aan het wonen in een goed woonzorgcentrum toch de solidariteit, de kunst van het omgaan van bejaarde mensen met andere bejaarde mensen. Mensen die beseffen dat zij geen grote ambities, geen grote plannen, geen grote dromen meer kunnen koesteren. Die zich tevreden moeten stellen met de andere oude mensen om zich heen. Hoe doen zij dat?
Ze kaarten. Ze spelen biljart. Ze scrabbelen. Ze drinken een pintje. Ze praten. Ze houden elkaar gezelschap. Maar soms doen ze nog meer dan dat. Soms duwen ze, als ze dat nog kunnen, de rolwagen van hun buurman of buurvrouw naar het terras in de tuin, zodra het mooie weer hen daartoe uitnodigt. En soms bezoeken ze medebewoners die bedlegerig zijn of begeleiden ze iemand die dementeert. Is dat geen werk van barmhartigheid? Wie heeft niet gemerkt dat het ook anders kan: woonzorgcentra waar de bewoners alleen aan een tafeltje zitten en doelloos in de verte staren.
Dat alles zal de onvermijdelijke eenzaamheid van de oude dag niet wegnemen. Toch is die eenzaamheid niet anders dan die alle mensen ervaren. Het is te hopen dat ze daarin een ruimte vinden voor contemplatie, voor het verlangen naar en voor het aanvoelen van een Aanwezigheid die mensen en zeker gelovigen nooit alleen laat.
Foto door Matthias Zomer