Hoe een socioloog naar de coronacrisis kijkt. “Gemeenschappelijke gevaren scheppen solidariteit en solidariteit schept gemeenschap.”
Wij zijn niet allen ziek en zullen niet allen ziek worden. Het aantal slachtoffers van het coronavirus is, in procenten van de totale bevolking, tamelijk gering. Maar dat belet niet dat wij ons allen bedreigd voelen, de ouderen nog meer dan de jongeren. Aan de dreiging van een mogelijke besmetting worden wij voortdurend herinnerd.
Dat brengt een levensgevoel mee dat bijna uitgestorven leek maar dat vroeger als natuurlijk werd ervaren.
Zelfs de oude dames en heren die ik daags na de afkondiging van de strenge maatregelen van de overheid nog gezellig naast elkaar zag zitten, zij aan zij op een bank in het park, zullen er zich bewust van worden. Ook zij zullen moeten wennen aan het leven in een epidemie. Dat brengt een levensgevoel mee dat bijna uitgestorven leek maar dat vroeger als natuurlijk werd ervaren. Dat toen aangewakkerd werd niet enkel door het gevaar van epidemieën maar ook van oorlogsgeweld, van natuurrampen, van hongersnood.
Nee, daaraan zijn wij niet meer gewend. In onze tijd zijn wij erin geslaagd om het gevaar dat ons zou kunnen bedreigen buiten onze grenzen te houden of terug te dringen in de privésfeer. De dreiging van het brute geweld geldt nog enkel voor individuen in de onderwereld (en in ongelukkige interpersoonlijke relaties), de dreiging van de honger nog enkel voor de heel arme buurten in verre landen, die van de ziekte nog enkel voor individuen die getroffen worden, ten gevolge van eigen schuld of van ongelukkig toeval, door hart- en long- en zenuwziekten. Die kunnen wij niet uit onze samenleving uitbannen, maar wij kunnen ze wel afzonderen in hospitalen en speciale instellingen. Collectieve rampspoed bepaalt niet langer het levensgevoel van onze gemeenschap zoals dat in vroegere eeuwen wel het geval was, toen (oorlogs-) geweld, hongersnood en epidemieën vertrouwde verschijnselen waren.
Toen moesten de meeste leden van de gemeenschap bij elkaar steun zoeken in bange dagen. Dat deden ze en dat werd van hen verwacht. Tijdens de oorlog, zo hoorde ik vertellen, schuilden de buren, uit vrees voor de bommen, in de kelder van het grootste huis van de straat. Dat sprak vanzelf. Hun huizen hadden slechts één verdieping en dat ene grote huis had er twee. Dat zou veiliger zijn als er een bom insloeg.
Skype is nu eenmaal niet hetzelfde als de maaltijd delen aan dezelfde tafel
Gemeenschappelijke gevaren scheppen solidariteit en solidariteit schept gemeenschap. Dat zien we nu gebeuren, op een paradoxale manier. Op het eerste gezicht zou je denken dat het gemeenschapsleven verarmt. Mensen moeten hun sportgebeurtenissen, hun caféterrassen, zelfs hun kerkelijke vieringen missen. Ze worden teruggeworpen op het leven in heel kleine kring. Omgaan met anderen via Skype is nu eenmaal niet hetzelfde als de maaltijd delen aan dezelfde tafel. Maar dat ondergaan ze veelal zonder mopperen. Immers dat verlies aan sociale contacten wordt vergoed door een andere soort sociale contacten. Door het warme gevoel dat ze zo iets te kunnen bijdragen tot het algemeen belang en door het besef dat vele, vele andere mensen hetzelfde doen.
Allen die iets dergelijks mogen meemaken, zullen dat later dankbaar gedenken. Dat is een ervaring die soldaten die terugkeren van het front moeilijk duidelijk kunnen maken aan de thuisblijvers. Van dat gemeenschapsgevoel kunnen deserteurs en profiteurs allerhande misbruik willen maken. Zoals de lieden die schaarse medicijnen aan de man willen brengen tegen woekerprijzen. In weerwil van het risico betrapt te worden door een sociale controle die in hechte gemeenschappen ongemeen streng kan zijn.
Natuurlijk, dat nieuwe gemeenschapsgevoel zal voorbij gaan, onze individualistische maatschappij is wat ze is. Dat was zo bij de getuigen van 9/11 in de VS, zo zal zo zijn bij de getuigen van de epidemie van 2020 en van de daarop volgende economische crisis. Zij zullen vertellen over de sociale onthouding die zij toen moesten doorstaan. Zij zullen die terecht voorstellen als een periode van rijker gemeenschapsleven. Hun nakomelingen zullen geduldig luisteren en een poging doen om hen te verstaan.