Cambodja is een land met littekens – letterlijk en figuurlijk. De Australische Zuster van Liefde Denise Coghlan RSM woont en werkt al twintig jaar in het land, en vertelt over haar ervaringen.
Denise Coghlan: “Ik ben ingetreden in het klooster in de jaren zestig. Na enkele jaren onderwijs in Papoea Nieuw Guinea werd ik gevraagd voor de Jesuit Refugee Service aan de grens van Cambodja en Thailand. Toen ze me vroegen naar mijn motivatie, heb ik gezegd dat waar geleden wordt, dat daar het kruis van Christus te vinden is.”
“De kampen telden tienduizenden mensen, verdeeld over de kampen naar politieke stromingen. De oorlog in Cambodja duurde nog voort. Ons team besloot na maanden van bidden en onderscheiden dat we ons zouden verdelen. Enkelen bleven in de kampen, anderen werkten met boeddhistische monniken aan verzoening en een derde groep ging naar Cambodja om de repatriëring voor te bereiden. In Cambodja wilden wij deel uitmaken van het leven in de dorpen. De regering wilde dat we zouden werken met de slachtoffers van landmijnen. Het werd uiteindelijk een combinatie van werken met gehandicapten, landbouw en vredeswerk.”
“We kwamen terecht in Banteay Rieb: het huis van de duif. Onder de oorlog was het een centrum voor postduiven – maar er waren ook massamoorden geweest onder Pol Pot en het was een gevangenis onder Hun Sen. We begonnen met scholen, vakopleidingen en vredeswerk. Ik heb meegemaakt dat mensen met hun oude vijanden – door wie ze een been verloren hadden – in dezelfde klas zaten. De Cambodjaanse afdeling van de Internationale Campagne voor de uitbanning van Landmijnen is gestart in ons centrum. Ze hebben geschreven en gelobbyd, ze zijn bij de paus op bezoek geweest en bij Prinses Diana – en toen de anti-landmijn-campagne in 1997 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, zat één van onze mensen in een rolstoel op het podium in Oslo. Die prijs staat nu hier in ons kantoor.”
“De erfenis van de terreur van de Rode Khmer is er nog volop. En dan bedoel ik niet alleen de mijnen. Het is het leed van mensen die hun familie zijn kwijt geraakt, die geen opleiding konden doen, die niet konden trouwen. Er is het wantrouwen dat gezaaid werd, iedereen kon een verrader zijn, zelfs je eigen familie. En de cultuur van geweld – nog steeds zijn er mensen die denken dat je conflicten alleen maar kunt oplossen met een geweer.”
“Tegelijk zie ik veel kracht in de mensen in Cambodja, en hoop en moed. Ze hebben zoveel geleden en ze gaan toch door… Ik ben geïnspireerd door wat Jezus zegt in het evangelie van Matteus: ‘Ik was hongerig en je gaf me te eten, ik was een vreemdeling en je heb me ontvangen, ik was ziek en je hebt me bezocht.’ Dat heeft me geholpen om in ieder mens het gezicht van Jezus te zien – en hier in Cambodja is dat heel makkelijk. Ik ben ervan overtuigd dat de uiteindelijke consequentie van naastenliefde de gerechtigheid is. Ons geloof is heel uitgesproken over recht voor de armen. Als wij mensen helpen die op een landmijn gelopen zijn, dan vraagt de gerechtigheid dat je de oorzaken wegneemt, en dat je de mensen die die dingen maken ter verantwoording roept.”
Een uitgebreide, Engelstalige versie van dit interview is hier te vinden. Vertaling & bewerking voor Ignis: Jan Stuyt SJ.
Meer informatie over de Jesuit Service Cambodia, zie: http://www.jrscambodia.org.
Afbeelding boven dit artikel: Een man uit Cambodja, die zijn been verloor door een landmijn, leert opnieuw lopen met een prothese. Foto: Cambodia Trust.