De moderne mens wil graag ‘zichzelf zijn’. Maar wat betekent dat eigenlijk? Een overpeinzing van Jan Bentvelzen.
In zijn boek De Opstand der Horden (1930) beweert José Ortega y Gasset dat het niet mogelijk is de tegenwoordige crisis voor te stellen als een botsing tussen twee zedenleren of twee beschavingen, waarvan de een bouwvallig en de andere vol nieuwe, jeugdige kracht zou zijn. De huidige mens leeft van wat anderen hebben opgebouwd en waarop hij parasiteert. Daar schaamt de moderne mens zich niet voor; hij meent er recht op te hebben, zonder zelf te weten waarop dat recht gegrond zou zijn. Hij voelt ook geen verplichting om bij te dragen aan de welvaart van de maatschappij. Die welvaart beschouwt hij als een natuurgegeven, zoals de lucht, die iedereen vrij ter beschikking staat.
De woorden ‘gewoon mezelf zijn’ drukken zelden uit dat men zijn levensroeping heeft gevonden
De hedendaagse mens is als een verwend kind, dat geen idee heeft van de grondslagen waarop de huidige welvaart, ongeëvenaard in de gehele geschiedenis der mensheid, is gebouwd en welke gevaren het voortbestaan daarvan bedreigen. Hij heeft daar ook geen belangstelling voor. Hoewel de welvaart overduidelijk van de techniek afhankelijk is voelen weinigen zich aangetrokken tot de exacte vakken. Zelfs technici zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kleine specialisme en niet in de vraag wat het bijdraagt aan het geheel. Men vergeet liever dat onze welvaart mensenwerk is, dat alleen door menselijk vernuft en discipline in stand gehouden kan worden, waarbij kennis van geschiedenis en grondslagen van wezenlijk belang is. Het verwende kind wil dat niet.
Tot zover de stimulerende gedachtegang van Ortega y Gasset.
Iedereen voelt zich heer en meester en zo ingenomen met zichzelf dat hij geaccepteerd wil worden ‘zoals hij is’, terwijl men zijn ogen sluit voor de werkelijkheid en zijn oren sluit voor de stem van de eigen levensbestemming die zich in de diepte van het hart laat horen. De verwende mens wenst geen redenen op te geven voor zijn ideeën en bekommert er zich eigenlijk niet om of hij gelijk heeft of niet. Redenen opgeven betekent impliciet een hogere instantie buiten zich erkennen waaraan men verantwoording verschuldigd is en die uitmaakt of je gelijk hebt of niet.
De huidige mens is er trots op ‘zichzelf te zijn’. Wat dat in werkelijkheid meestal betekent is dat zij hun eigen lusten en grillen volgen, vaak met de heersende mode meedoen (en dus helemaal zichzelf niet zijn) en zich afzetten tegen juist datgene wat hun welvarende leven mogelijk maakt. De woorden ‘gewoon mezelf zijn’ drukken zelden uit dat men zijn levensroeping heeft gevonden en zich dienstbaar weet aan iets wat hoger of minstens groter is dan jezelf; meestal zijn ze het masker van iemand die dat juist niet heeft gevonden. Het is typerend voor de moderne mens om daar trots op te zijn. Maar je kunt moeilijk van je medemens verwachten dat hij daar grote waardering voor op weet te brengen.
Dag Hammarskjöld, de vermaarde Secretaris Generaal van de Verenigde Naties (1953-1961) schrijft op Pinksterzondag 1961 in zijn dagboek:
Ik weet niet Wie – of wat – de vraag heeft gesteld, ik weet niet wanneer de vraag gesteld werd. Ik herinner me zelfs niet dat ik antwoord heb gegeven. Maar op zeker moment heb ik Ja geantwoord op Iemand – of Iets –en van dat uur af was ik er zeker van dat het bestaan zinvol is en dat daarom mijn leven, in zelfovergave, een doel had.
Deze man voelde dat hem een taak was toevertrouwd in deze wereld en hij was bereid daar verantwoording over af te leggen. Hij was iemand. Hij was zichzelf.
Afbeelding boven dit artikel: Stock.xchng