In het ziekenhuis van vandaag is ‘geestelijke verzorging’ een containerbegrip geworden. Maatschappelijk werkers en psychologen zijn naast pastores en imams komen te staan. Annemarie den Blanken schetst hoe dat in de praktijk werkt.
Het was – naar ik meen – de bijzetting van prinses Juliana in 2004. Samen met een collega geestelijk verzorger lunchte ik in het volle restaurant van het Sophia kinderziekenhuis. Een groot scherm stond opgesteld, waar we met z’n allen konden kijken naar de arriverende gasten bij de Nieuwe Kerk in Delft. Het was behoorlijk stil in de ruimte. Men luisterde aandachtig naar de commentaarstem, die vertelde welke hoogwaardigheidsbekleders er op dat moment in beeld kwamen en men keek eerbiedig naar de verdrietige koninklijke familie.
‘Geestelijke verzorging’ is een verlegenheidsterm waar bijna niemand gelukkig mee is
De kerkdienst begon, het openingslied had geklonken en de predikante kwam naar de microfoon. Een moment waarop mijn collega en ik hadden gewacht; benieuwd naar wat zij zou zeggen en hoe ze dat zou doen. Echter… op het moment dat zij het woord wilde nemen, leek dat nu juist voor de meeste aanwezige medewerkers het signaal dat de lunchpauze ten einde was. De interesse was op slag verdwenen. Door het geschuifel van stoelen en het geroezemoes was het onmogelijk ook maar een woord op te vangen. Fijntjes werden we eraan herinnerd in welke context wij werken.
Geloof en kerk zijn naar de marge verdwenen. Er zullen nog maar weinig zorginstellingen zijn – als ze er al zijn – die vasthouden aan de term ‘pastorale dienst’. Sinds er humanistische collega’s zijn bijgekomen en later de moslimcollega’s, wordt er vrijwel overal gesproken over ‘geestelijke verzorging’. Naar ik begrijp is het een verlegenheidsterm waar bijna niemand gelukkig mee is, maar waar tot nu toe ook geen betere naam voor gevonden is. Alles wat de geestelijke verzorging naar het ziekenhuis communiceert moet algemeen van aard zijn. Zo heeft het aanbod van kerkdiensten op de informatiefolder een zeer bescheiden plekje. Bij de beschrijving van rituelen moet vooral duidelijk naar voren komen dat ook niet-gelovigen een afscheidsritueel kunnen aanvragen.
Een voordeel is dat we nu breder ingezet kunnen worden. Ook randgelovigen, zogeheten kerkverlaters en niet-gelovigen kunnen behoefte hebben aan geestelijke bijstand in wat zij doormaken. Ik vraag me af in hoeverre wij als confessionelen nog bestaansrecht zouden hebben in een sterk geseculariseerde samenleving – zeker in de zakelijke ogen van de Raad van Bestuur – als we alleen de eigen confessie zouden bedienen. Het ziekenhuis heeft er baat bij dat wij ook ingezet kunnen worden in crisissituaties die niet direct verband houden met onze gelovige achtergrond.
In confessionele ziekenhuizen is de plaats van de geestelijke verzorging direct onder de Raad van Bestuur, maar ook daar komt verschuiving in. Vaak worden we toch ingedeeld bij de psychosociale zorg. In het Erasmus ziekenhuis vallen de psychologen, de medisch maatschappelijk werkers en de geestelijke verzorgers onder één afdeling. Ik ben daar niet blij mee, omdat voortdurend het gevaar dreigt dat we als een paramedische discipline worden beschouwd zoals de psychologen en de medisch maatschappelijk werkers, die dat wel zijn. We noemen ons een perimedische discipline; we behoren niet tot het behandelend team. Voor we het weten zouden we ons dan moeten houden aan allerlei protocollen.
Wij moeten er voortdurend attent op zijn om onze eigenheid en onze vrije ruimte te behouden
Het is het lot van een geestelijk verzorger – zo zei een wijs supervisor eens – dat zij of hij iedere keer opnieuw het vak moet uitleggen aan patiënten maar evengoed aan medewerkers (collega’s dus). En dat klopt ook. Sommige patiënten doen geen beroep op een geestelijk verzorger (al zouden ze het eigenlijk wel willen), omdat ze denken dat je daarvoor gelovig of kerkelijk moet zijn. Vooroordelen over het vak steken hier en daar nog de kop op, zeker ook bij patiënten. Maar mede door de vage term ‘geestelijke verzorging’ is het ook voor veel verpleegkundigen niet meer duidelijk wanneer ze een maatschappelijk werker moeten oproepen en wanneer een geestelijk verzorger. Er is wel degelijk een overlapping ontstaan.
Wij moeten er voortdurend attent op zijn om onze eigenheid en onze vrije ruimte te behouden. Dat gaat met wisselend succes. Moeilijk blijft de overlapping met het medisch maatschappelijk werk op de afdelingen. Een kans om ons goed te profileren is om voor alle patiënten – ziekenhuisbreed dus – geregeld iets te organiseren. De Raad van Bestuur gaf zonder aarzelen financiële ondersteuning voor ons ‘feestdagenproject’, waarin tijdens de grote feestdagen iets bijzonders wordt aangeboden. Een kerstboom met kaartjes bij de ingang waarop mensen hun gedachten, gebeden en wensen kunnen schrijven blijkt al jarenlang een groot succes. Iets dergelijks wordt ook met Pasen en bij het Suikerfeest georganiseerd. Dit jaar hopen we daarnaast op Tweede Kerstdag een ‘kerst-in’ te houden, waarvoor alle patiënten worden uitgenodigd. Volgend jaar willen we ook rond 5 mei een activiteit organiseren. We staan op de kaart.