
Het gangbare beeld voor de priester is herder. Maar met steeds grotere parochieverbanden valt herder zijn niet mee. Is het tijd voor een nieuw beeld?
Herder is een beeld met wortels. De Schrift noemt Jezus een herder, de goede herder die z’n schapen kent. Daarna heten ook de apostelen en leerlingen herder. En zo is het nog. Want pastor, herder, zegt het naambordje bij de deur van de priester of pastoraal werk(st)er. En ook de website, het liturgieboekje, en het antwoordapparaat zeggen het.
Maar er is in de afgelopen jaren veel veranderd. Toen ik rond 2000 begon te studeren hadden veel kerken nog een eigen priester, met meerdere zondagsmissen. Toen ik in 2005 gewijd en benoemd werd in het bisdom Rotterdam was dat voor acht kerken, in een team van vier. Inmiddels is mijn opvolger pastoor voor vijftien kerken met hetzelfde team van vier.
Weldoende gaat hij rond, van de ene mens naar de andere, van de ene kerk naar de andere
In feite heeft de ene herder dus niet meer zijn ene kudde, maar meerdere kuddes. En niet de ene schaapskooi, maar meerdere. Kent de herder zijn schapen nog wel? En zij, herkennen zij z’n stem nog? Is herder nog wel een goed beeld voor de pastor – voor hemzelf, en voor de parochianen?
Meer dan aan een herder doet de huidige pastor me denken aan een marskramer. Hij gooit z’n tas om de schouder en trekt de wijde wereld in. Weldoende gaat hij rond, van de ene mens naar de andere, van de ene kerk naar de andere, van de ene gemeenschap naar de andere. Met als koopwaar woorden van bemoediging en tekens van Gods mensenliefde. Waar hij maar komt doet hij goed, zoveel hij kan; en dan trekt hij verder, naar de volgende plaats.
Ook marskramer is een beeld met wortels. Want de apostel Paulus was zo’n marskramer. De Schrift getuigt ervan hoe hij hier een kerk stichtte en dan daar, en weer elders nog eens. Onvermoeibaar trok hij verder. “Hij ging van stad tot stad, en sprak, tot u ben ik gezonden”, zoals de Heer zelf. Waar hij was deed hij wél, en waar hij niet was las men de brieven die hij dan schreef. Ter bemoediging: “Ik dank God voor u in al mijn gebeden, telkens als ik aan u denk.” (1 Thess.1). Ter correctie: “Domme Galaten, wie heeft u behekst?” (Gal.3). Of ter lering: “Christus is gestorven voor onze zonden.” (1 Kor.15)
Is de pastor dus voortaan marskramer en niet meer herder? Drukt marskramer beter uit hoe de pastor heden ten dage functioneert? Is de herder passé?
Echt belangrijk is natuurlijk niet het woord maar de werkelijkheid. Hoe je het ook noemt, daar is veel aan het veranderen. Soms helpt het om dat ook te verwoorden en te verbeelden.