Als taal wegvalt, je stem onhoorbaar wordt, wat is er dan nog te verstaan? Waar houden we ons dan samen aan vast?
Leonora is zeventien. Ze wil niets liever dan ballerina worden. Dansen is haar lust en haar leven. Voor haar verjaardag vraagt ze nieuwe spitzen, die ze tot haar volgende repetitie elke avond op haar kamer uitprobeert. ‘Proefdragen’ noemt ze het. Maar niet alle dromen worden waarheid… Ze heeft van dansen nooit haar beroep kunnen maken. Slechts in haar fantasie werd ze de danseres die ze verlangde te zijn.
Zittend op een stoel, met een heel gewoon kapsel.
Dán wilde ze mensen mooi maken. Kapper wilde ze worden. Gefascineerd door schoonheid was ze altijd al, hoewel ze zelf een heel doorsnee gezicht had, zo vertelde ze me eens. Maar ook dat mislukte; ze had er niet de handigheid in die het vereiste en ze maakte haar opleiding niet af. Belast met een flinke studieschuld ging ze op kantoor werken een deed allerlei administratieve werkzaamheden. Zittend op een stoel, met een heel gewoon kapsel. Een gewoon leven.
Ruim vijftig jaar later zit ze voor me, haar kin rustend op haar borst. Haar hoofd beweegt heen en weer op de cadans van haar ademhaling. De rechterkant van haar gezicht hangt, net als haar rechterarm en haar rechterbeen. Ze heeft er door een hersenbloeding nauwelijks meer controle over. Ik ben door gebeld collega’s om haar eens te bezoeken – ze is zo verdrietig de laatste tijd. Dat wás ze niet. Een optimistischer mens dan zij hadden ze tot dan toe zelden ontmoet. Of ik eens met haar wilde praten, of ik eens naar haar wilde luisteren… We kennen elkaar nog van de groepsgesprekken waar ze graag naartoe ging en we voelden elkaar goed aan.
Daar laat ze haar hoofd een tijdje rusten.
Maar een gesprek is zo makkelijk nog niet. Haar stem heeft fiks aan volume ingeleverd. Ze is zelfs op een stille kamer nauwelijks te verstaan. Ik ga dichtbij haar zitten en luister geconcentreerd. Er komt helemaal níets. Ik hoor de klok tikken en vraag me af of ze eigenlijk wel op mij zit te wachten. Ik moet me vreselijk inhouden haar niet opnieuw een vraag te stellen. Zou ze aan het nadenken zijn over het antwoord? Lukt het haar de woorden te vinden? Zijn ze er nog wel?
‘Leonora? Mag ik eens in je ogen kijken?’ Voorzichtig tilt ze haar hoofd op en verschijnen er in een uitdrukkingloos gezicht twee helderblauwe ogen. Ik probeer haar met mijn ogen van alles te zeggen, maar als ze haar hoofd weer laat zakken vraag ik me af of dat is aangekomen.
Lees mijn gedachten maar… Kijk in mijn ziel
Dan komt ze voorzichtig voorover geleund omhoog uit haar rolstoel. Steeds verder zakt ze naar voren tot ze met haar voorhoofd mijn voorhoofd raakt. Daar laat ze haar hoofd een tijdje rusten. Alsof ze zeggen wil: lees mijn gedachten maar… Kijk in mijn ziel… Hoor wat ik niet uitspreken kan…
Zo zitten we een tijdje tegen elkaar aan.
Dan zakt ze weer terug in haar stoel.
Als ik wegga, vraag ik of ik nog eens terug mag komen. Dat mag. Als ik haar wil bedanken voor ons contact, druk ik in een opwelling een kus op mijn vingers en blaas die kus haar kant op. Zachtjes beweegt haar hand naar haar mond en krijg ik ook een kus van haar. Als ze haar lippen tuit, zie ik in mijn fantasie de felrood gestifte lippen van een beeldschone ballerina, vol belofte en ik denk: ‘Je bent haar toch’.