Democratie is een delicaat beestje. Ze geldt nog altijd als een eerbiedwaardig ideaal voor een politiek bestel, maar haar feitelijke verschijningsvorm stelt steeds meer mensen teleur. Wat schort eraan?
Zijn het de ontgoochelende resultaten van het democratische beleid die ons teleurstellen? Of is het misschien het gebrek aan competentie en aan fatsoen van het politieke personeel? De roep om meer directe democratie klinkt daarom steeds luider. Sommigen stellen hun hoop zelfs op het opkomende populisme. De burgers moeten het politieke heft opnieuw zelf in handen nemen, zo heet het, en de beroepspolitici (de politieke elite, het establishment…) buiten spel zetten. Geen representatieve democratie meer maar een waarachtige ‘volksdemocratie’.
Dat veronderstelt natuurlijk dat de burgers vertrouwen kunnen stellen in hun mandaathouders
Welnu, die remedie is een gevaarlijke illusie. Al in de achttiende eeuw gaven de toenmalige tegenstanders van de monarchie toe dat de participatie van de burgers aan de democratische politieke besluitvorming onvermijdelijk zou moeten verlopen via een beperkt corps van afgevaardigden. En dat die afgevaardigden een tamelijk ‘vrij mandaat’ zouden moeten krijgen om de belangen van de burgers te behartigen naar hun eigen weloverwogen oordeel. Een vrij mandaat omdat de burgers doorgaans niet beschikten over de nodige informatie en zelfs niet over de nodige burgerdeugd om hun ware belangen in concrete gevallen te onderkennen. Dat veronderstelt natuurlijk dat de burgers vertrouwen kunnen stellen in hun mandaathouders en tevens dat de mandaathouders vertrouwen kunnen hebben in de deugdzaamheid van burgers, die al bij al gevoelig zullen zijn voor het algemeen belang op langere termijn.
Dit wederzijdse vertrouwen is gemakkelijker te handhaven in een kleinschalige ‘republiek’ dan in een grootschalige staat. Daar is het veel moeilijker om begrip en waardering op te brengen voor de belangen van verre, vreemde mensen en dus voor het algemeen belang. Daar zijn individuen moeilijker te bewegen toe te treden tot klimaatverdragen (die enkel nuttig kunnen blijken op langere termijn) en tot vrijhandelsverdragen (die slechts het eigenbelang dienen omdat ze ook het eigenbelang van verre vreemden dienen).
Het probleem van de hedendaagse democratie is dan ook, in niet te onderschatten mate, een probleem van waardebeleving; een cultureel probleem. En het vindt zijn oorsprong niet vooreerst bij de politieke elites die inhalig en bekrompen zouden zijn. De oplossing is dus niet in de eerste plaats te zoeken in de verzwakking van die elites door middel van meer directe democratie, van meer referenda, van sociale media. Het probleem vindt zijn oorsprong grotendeels in ‘de onmacht’ van vele burgers om vertrouwen te schenken, dus in hun gebrek aan burgerdeugd. De deugdzaamheid van de politici laat dikwijls te wensen over, dat wisten wij al lang. Maar die van de burgers eveneens. Dat beseffen wij nog niet genoeg.
In principe zou de democratie haar eigen democratische cultuur moeten genereren. Want, zo dachten Montesquieu en velen na hem, participeren aan de democratie is zielsverheffend en geestverruimend. Ze hebben gelijk, tot op zekere hoogte. Wie echt aan ‘het democratische spel van besluitvorming’ kan deelnemen, begint ervan te houden.
Daar worden individualistische en hedonistische waarden gehuldigd
Maar helaas, de individuen spelen in onze samenleving niet enkel mee in het spel van de democratie, maar ook met het spel van de (min of meer) vrije economische markt. Dit spel dient de democratie door de macht van de politieke overheid te beperken. Maar de cultuur die zij huldigt, is veel minder te rijmen met de democratische. Daar worden individualistische waarden, hedonistische waarden gehuldigd. De eigen genieting wordt er gepromoot en niet die van verre, onbekende mensen. Competitie is er de regel en niet samenwerking. Winst op korte termijn is er de drijfveer en niet het algemeen belang op lange termijn.
Er zijn sectoren in onze samenleving die de ongunstige invloed van de cultuur van de vrije mark kunnen tegengaan: het schoolbestel, het religieuze bestel. Vandaar al die oproepen om tenminste daar de (jonge) mensen op te voeden in de democratische waarden. Maar zelfs dan mag onze democratie niet te veel verhopen van de politieke waardenbeleving van de burgers. Democratische politiek is immers meer dan kiezen en stemmen.
De voorstanders van de directe democratie zien de democratische besluitvorming vooral gesteund op de procedure van het stemmen. Een grote fout. In de werkelijke democratie wordt inderdaad gestemd, zo nu en dan, om aan vertegenwoordigers een mandaat te geven. Maar er wordt vooral onderhandeld. De procedures van het onderhandelen zijn minder transparant, maar laten beter toe belangen te verzoenen. Onderhandelen in kleine comités is de kern van de politieke besluitvorming, ook in de democratie.
Hulde aan de taaie werkers die bijvoorbeeld in de schaduw het TTIP handelsverdrag tussen de VS en de EU hebben voorbereid. Zij werkten aan een zaak van algemeen belang. Maar hun bijna onzichtbare werk van jaren werd door een protectionistische president ongedaan gemaakt. Onderhandelingen vormen het ondankbare maar tevens onvermijdelijke aspect van de democratische politiek. En dus kan een democratie niet anders zijn dan een representatieve democratie.