Waar tijd en eeuwigheid elkaar ontmoeten, ontstaat altijd wat ruis op de lijn. Wat moeten we bijvoorbeeld met de liturgische tekst ‘Hij die is en die was en die komt’? Ben Frie opent een perspectief.
Hij die is en die was en die komt: in een liturgische viering viel me ooit deze onlogische opsomming op. Waar kan dit op slaan? Hoezo vier je Christus’ geboorte als Hij er allang was voor zijn geboorte? En Hij is dood, begraven en verrezen, goed, maar waarom spreken we dan over degene die komt? We hebben een probleem omdat tijd en eeuwigheid elkaar ontmoeten – en dat gaat niet zonder storingen op de lijn.
In de openingstekst van het Johannesevangelie wordt dat spel met de logica knap gespeeld: “Die na mij komt is meer dan ik, want hij was er vóór mij!” (Joh. 1, 15). Johannes weet zich een aankondiger, een voorloper, maar dan van iemand die er al was vóór hem. Even verderop staat er: ‘Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen.’ (Joh. 1, 18) De tijdloze God, zonder dimensies, toonde zichzelf in een wereld van tijd en ruimte.
Het kwam dus, het ging. Maar komt het terug?
Het Johannesevangelie bezorgt velen hoofdbrekens, maar toch: nadere overweging van zijn teksten voert wel binnen in het geheim dat ons in verwarring brengt. ‘In het begin was het Woord (Christus die God ter sprake brengt), het Woord was bij God en het Woord was (zelf) God.’ ‘Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond.’ (Joh. 1, 1.14). Het goddelijke heeft zich gemanifesteerd in het menselijke; het heeft (een tijdje) bij ons gewoond – het kwam dus, het ging. Maar komt het terug?
Paulus vertelt op de Areopagus dat het mensenvolk tijd en ruimte krijgt: “Voor elk volk heeft hij een tijdperk vastgesteld en hij heeft de grenzen van hun woongebied bepaald. Het was Gods bedoeling dat ze hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien hij van niemand van ons ver weg is.” (Hand. 17, 26.27) God is dus dichtbij. Jesaja doet er een schepje bovenop: “Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd, laat het verleden nu rusten. Zie, ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?” (Jes. 43, 18.19) God is actief, op ditzelfde moment.
Zo zijn er legio schriftteksten die spelen met de tijd en vaak ook nog met de ruimte. Een plaats is belangrijk, zoals het (beloofde) land, maar begin en einde ervan zijn diffuus. Het wordt allemaal pas wat inzichtelijker als we het aandurven om de tekst op onszelf toe te passen, om ons af te vragen wat deze woorden mij nu te zeggen hebben, hoe ze me raken en openen naar die andere werkelijkheid toe.
Ik ben op weg naar de eeuwigheid, maar die bestaat dus al lang. Ik zal tijd en ruimte verlaten, God wordt mijn leven, of Hij is het al… Ik ben het alleen zelf die daar problemen mee kan hebben, want ik ben het zelf die gebonden is aan tijd en ruimte, ik ben het zelf die in een groeiproces leeft en mag ervaren hoe illuster het is om geleidelijk God op het spoor te komen, er stapje voor stapje meer van te gaan ervaren en begrijpen in het besef dat het in tijd en ruimte onmogelijk is om Hem geheel en al te kennen.
Elk kerstfeest mag ik dat geheim verder naderen
Ik weet dat Hij leeft in mij, en mij vormt naar Hem toe. Hij helpt mij op weg naar Hem. Het is een geleidelijke groei, aangepast aan mijn beperking van tijd en ruimte. Maar ik ben dus eigenlijk gemaakt om deel uit te maken van iets dat geen dimensies meer heeft. Zolang ik in dit lichaam ben en in deze wereld, ben ik nog niet op mijn bestemming. Maar ik hoop er te komen, of sterker nog: ik hoop dat Hij alsnog in dit tijdelijk bestaan zal komen om het op te heffen naar zijn onbegrensde Zijn, want daar vermoed ik mijn bestemming.
Misschien helpt het als ik aan die liturgische tekst van het begin iets toevoeg: Hij die is – in mij – en die was – in mij – en die komt – in mij. Ik ben uit Hem voortgekomen, opdat ik Hem zou mogen leren kennen en ervaren en voelen dat Hij in mij komt. Waarom die lange weg door tijd en ruimte? Die weg geeft mij een ervaring en een inzicht zoals ik anders nooit zou krijgen: ik leef in een groots – tijdloos – perspectief! Elk kerstfeest mag ik dat geheim verder naderen en meer ervaren van de nabije eeuwigheid.