Evelien voelt enige huiver om te schrijven over haar gebedsleven. Is het niet te intiem? “Ik bracht mijn diepe verlangen steeds maar weer bij de Eeuwige. Ik kon niet anders, ‘het bidt in mij’ dacht ik vaak.”
Het eerste dat me te binnen schiet, is het beeld van mijn biddende moeder, geknield voor het echtelijk bed. Iedere avond en ochtend. Soms knielde ik bij haar en vroeg of ze hardop wilde bidden. Dat deed ze dan, haar handen gevouwen om de mijne. Als zij op die momenten ook voor mij bad, voelde ik me op heilige grond. Geborgen in haar moederliefde en vol ontzag voor die grote God aan wie zij zich toevertrouwde.
Lange tijd heb ik gedacht dat ik gedisciplineerder moest worden.
Bidden hoort van jongs af aan bij mijn leven. Bidden was bij wijze van spreken net zo vanzelfsprekend als tandenpoetsen. Vooral op gezette tijden zoals bij de maaltijd, voor het slapen gaan en in de kerk.
Gaandeweg maakten de vaste gebedsteksten die ik geleerd had (‘ik ga slapen ik ben moe’) plaats voor persoonlijke gebedswoorden. Ik dankte voor ontvangen goedheid en bad om wijsheid en zegen voor wat zou komen. Ik vroeg om bijstand voor een ieder die in nood was op deze wereld en voor de mensen in mijn eigen leven, vooral voor hen van wie ik wist dat ze het moeilijk hadden. Het was vooral een ‘vraaggebed’ waarbij ik alles opsomde wat er niet goed ging op deze wereld en waarin ik dankte voor al het goede. Maar ik verlangde naar meer. Naar een vertrouwelijke omgang met God. Maar hoe en in welke vorm?
Lange tijd heb ik gedacht dat ik gedisciplineerder moest worden. Als ik van God hield dan moest het me toch lukken om iedere dag tijd te reserveren voor gebed en Bijbellezing. Daarbij had ik een duidelijk gestructureerde vorm voor ogen. Ik zou iedere ochtend beginnen en eindigen met God. Soms ging dat een tijdje goed en dan was ik tevreden. Maar al gauw kwam de klad er in. Ik vergat het of had er geen tijd voor of geen behoefte aan. Dat stemde me dan weer treurig en gaf me het gevoel dat ik ernstig tekort schoot als gelovige. Het puzzelde me waarom het maar niet ‘lukte’. Mijn gebedsleven werd een soort project waar ik dan weer een poosje aandacht aan besteedde en dat vervolgens weer op de achtergrond raakte.
Zo’n tien jaar geleden ontving ik geestelijke begeleiding in het kader van de opleiding Geestelijke Begeleiding. Waar ik achter kwam was dat mijn bidden een hoog ‘do ut des’-gehalte had : ‘ik geef met de bedoeling dat jij geeft’, of ‘voor wat hoort wat’. Ik ontdekte dat ik vooral met mezelf bezig was. Met het wel of niet slagen van mijn gebedspraktijk in plaats van open te staan voor Gods liefde. Ik ontdekte dat dankbaarheid voor die liefde niet per se de vorm hoeft te hebben van zo’n duidelijke gestructureerde gebedsvorm zoals ik voor ogen had. Eigenlijk doet de vorm er voor mij steeds minder toe.
De dagen en nachten waren een soort samenspraak met God
Vorig jaar werd kanker bij mij geconstateerd. In de periode van wachten op de operatie en de uitslagen daarna, heb ik ervaren hoe waar de uitdrukking ‘nood leert bidden’ is. De dagen en nachten waren een soort samenspraak met God. Soms met woorden maar veel vaker zonder woorden, een woordeloos zuchten. Ik verlangde er zo naar om verder te mogen leven en bracht dat diepe verlangen steeds maar weer bij de Eeuwige. Ik kon niet anders, ‘het bidt in mij’ dacht ik vaak.
In die tijd werd ik in de ochtend regelmatig wakker met een lied of Psalm in mijn hoofd en hart. Tot mijn eigen verbazing vaak met woorden uit de oude berijming die ik als kind geleerd had. Die Psalmen waren kennelijk opgeslagen in de diepe lagen van mijn ziel. Het ontroerde me, ik ervoer het als een zegen, een groot geschenk.
Mijn eigen angst, twijfel, zorgen voor de toekomst werden zo trefzeker verwoord in die Psalmteksten. Ik voelde me verbonden met al die Godzoekers van lang geleden. Dat gaf momenten van troost en rust in alle onrust die in me woedde.
Weet hebben van kaalte en gemis zoals een boom in de winter.
Bidden is voor mij meer en meer een vorm van ademhalen geworden. Van zijn. Van dankbaarheid voor het gewone en tegelijkertijd zo bijzondere leven. Een verlangen om steeds meer ontvankelijk te worden voor Gods liefde en die liefde uit te mogen dragen in mijn leven. Meer stilte dan woorden. Meer luisteren dan vragen. Luisteren naar anderen, in persoonlijke ontmoetingen of via geschreven woorden. Maar ook luisteren naar mezelf, naar wat er in me leeft. Zelfonderzoek. Soms door te schrijven, soms door zomaar een poosje stil te zijn, te wandelen of naar muziek te luisteren. Ik bid ook graag mee met de getijden in een naburig klooster of in kerkelijke vieringen. En ja ik bid, net als vroeger, soms ook door in de Bijbel te lezen en de verlangens en noden van mezelf en anderen in een gebed te verwoorden.
Wat verschilt met voorheen is dat de zoektocht belangrijker geworden is dan het antwoord. Er is meer besef van ‘gevonden te zijn’ dan dat ik zelf iets gevonden of bereikt heb. En soms is er twijfel. Aan alles, ook aan God. Dan is het een kwestie van het uit zien te houden in de leegte. Weet hebben van kaalte en gemis zoals een boom in de winter. Hopen op een nieuwe lente en erop vertrouwen dat die komt. Die diep gewortelde hoop en dat vertrouwen, wat eigenlijk een toevertrouwen is, dat is gebleven en verdiept in de loop van mijn leven. Het vormt voor mij de essentie en de constante in mijn (gebeds)leven.
Dit is een aflevering van onze serie #mijngebedsleven waarin mensen vertellen over hun gebed. Bekijk hier alle afleveringen.