Niet iedereen was gelukkig met het Rijksmuseum toen dit in 1885 werd geopend. Cuypers’ ‘overmatige decoratiën’ werden weggewerkt, maar keerden bij de laatste verbouwing weer terug. Ook nu weer is niet iedereen tevreden. Is de kritiek terecht?
In 1863 werd op initiatief van een aantal burgers, met steun van koning Willem III, een open prijsvraag uitgeschreven voor een nieuw museumgebouw in plaats van het overvolle Trippenhuis, waar de nationale kunstcollectie gehuisvest was. Pierre Cuypers kwam als winnaar naar voren met het ontwerp van een bakstenen gebouw, versierd met renaissanceornamenten. Niet iedereen was tevreden, want sommigen vonden een classicistisch gebouw van natuursteen passender. Het plan ging bij gebrek aan geld niet door. In 1873 stelde de regering geld beschikbaar, zodat het privé-initiatief een nationale onderneming werd. Nederland was er in een tijd van opbloeiend nationalisme rijp voor.
Koning Willem III beloofde ‘nooit een voet te zetten in dat klooster’
Amsterdam zou de grond schenken onder voorwaarde dat een doorgang de poort zou vormen voor een nieuw te ontwikkelen wijk. Cuypers moest het probleem oplossen van een groot gebouw, dat om een centrale ingang vroeg, en een centrale doorgang. Zijn idee was om de bezoekers via de donkere doorgang te leiden naar de beide overdekte binnenhoven, vanwaar ze konden opstijgen richting Eregalerij en de Nachtwacht van Rembrandt.
De hoofdas van het museum liep van noord naar zuid. Via de monumentale trappen liep men naar de Voorhal, vandaar doorliep men de Eregalerij om uit te komen bij de Nachtwacht. Deze ruimtes werden rijkelijk versierd: de krachtlijnen van de architectuur – pilasters, lijsten, gewelfribben – met plantaardige en decoratieve motieven, de wanden met historische scènes uit de vaderlandse geschiedenis en met allegorische figuren.
Voor wie het zien wilde werkte de Voorhal als een narthex, de Eregalerij met de kabinetten aan weerszijden als het middenschip van een kerk met zijkapellen, de Nachtwachtzaal als het priesterkoor. De uitbundige decoratie versterkte het kerkeffect. Kritiek bleef niet uit. De koning beloofde in ieder geval ‘nooit een voet te zetten in dat klooster’.
Meteen na de dood van Cuypers liet de directeur van het museum diens ‘overmatige decoratiën’ temperen. Zijn navolgers gingen nog verder. Niets mocht afleiden van de tentoongestelde kunst. De decoraties van de katholieke Cuypers werden weggehakt of verdwenen onder de witkwast, zodat calvinistisch aandoende blanke ruimtes ontstonden. De terrazzovloer van de Voorhal werd weggehakt. De in deze ruimte aangebrachte doeken werden opgerold en weggeborgen. Verder werden de binnenhoven volgebouwd met zalen om de groeiende collectie onderdak te kunnen bieden. De kunst moest voor zich zelf spreken, de door Cuypers aangebrachte ideologische context was passé, te katholiek en te paternalistisch-nationaal. Toen zo’n twintig jaar geleden ornamenten en verhalen weer ‘mochten’, na het functionalistische bouwen dat vanaf de jaren ’30 van de vorige eeuw bepalend was geworden, kwam de verdonkeremaande Cuypers weer in het vizier.
De gereconstrueerde Voorhal van het Rijksmuseum. Foto: Jannes Linders.
Bij de laatste renovatie van het Rijksmuseum gold het devies niet ‘terug naar Cuypers’, maar ‘verder met Cuypers’. Cuypers is terug in de Voorhal en de Eregalerij. De opgerolde schilderijen zijn weer aangebracht, de verdwenen en weggewitte decoraties zijn gereconstrueerd, de vloer is aan de hand van ontwerptekeningen en foto’s opnieuw gemaakt. De Voorhal en de centrale gang van de Eregalerij werken nu als zelfstandige wandelruimtes, die wel een ideologisch verhaal vertellen, maar niet dienen om er schilderijen in op te hangen. De door Cuypers geconcipieerde binnenhoven zijn hersteld, inclusief het door de bouwmeester bedoelde effect van de overgang van de donkere doorgang naar de lichte binnenhoven.
Maar men is ook verder gegaan. Het Spaanse architectenpaar Antonio Cruz en Antonio Ortiz hebben de binnenhoven uitgediept en met elkaar verbonden, onder de doorgang door. De nu ontstane hoogte is gedempt door de enorme, maar ook lichte en tegelijk geluiddempende kroonluchters onder de glazen daken. De nieuw ingebrachte trappen en poorten in de binnenhoven zijn strak van vorm en kleur. Tegelijkertijd harmoniëren zij met het oude gebouw van Cuypers. De door de Franse interieurarchitect Jean-Michel Wilmotte gebruikte kleuren zijn afgestemd op die van Cuypers, maar ze worden monochroom toegepast, en ornamentiek ontbreekt. De kleuren vormen een perfecte achtergrond voor de kunstwerken. Bijzonder zijn ook de door Wilmotte ontworpen en volkomen transparante vitrines.
Het nieuwe Atrium van het Rijksmuseum. Foto: Pedro Pegenaute.
Ook vandaag de dag zijn er nog critici die terugverlangen naar de witte zalen van vroeger en zich ergeren over de overdadige ornamentiek van Cuypers en de toegepaste ‘katholieke’ beeldtaal. Volgens mij ten onrechte. Het gebouw van Cuypers met de decoraties die erbij horen, vormen een groots en kwalitatief hoogstaand Gesamtkunstwerk. Dit is weliswaar niet meer helemaal van deze tijd, maar dat geldt ook voor de kunstwerken die in het museum worden tentoongesteld.
Kunst kan het heden relativeren en corrigeren
Maar kunstwerken bezitten ook een tijdloze schoonheid en zeggingskracht. Bovendien ‘leren’ ze ons iets over het verleden, waar het heden op voortbouwt. Ze kunnen het heden ook relativeren en corrigeren. Dit is zeker het geval waar Cuypers de vaderlandse geschiedenis in een wijder perspectief plaatst door ook de middeleeuwen erbij te halen. In zoverre heeft hij recht gedaan aan het verleden, maar ook aan mensen uit het heden die hechten aan waarden die verder reiken dan die van de glorierijke Hollandse Gouden Eeuw.
Website Rijksmuseum: www.rijksmuseum.nl.
Afbeelding boven dit artikel: Het Rijksmuseum. Foto: josef.stuefer/Flickr.com (creative commons)