Jan Stuyt vindt ‘spiritualiteit’ maar een rotwoord. Iedereen bedoelt er iets anders mee. Hij probeert het te mijden en spreekt liever over ascese en mystiek.
Google eens het woord spiritualiteit en kijk naar de plaatjes: acht van de tien heeft een ondergaande zon met een menselijke silhouet in een yoga houding. Noch die zon, noch de yoga hebben iets van doen met waar ik mijn dagen mee vul bij het Platform voor Ignatiaanse Spiritualiteit in Amsterdam. Spirituele wellness uit een zelfhulp boek, esoterische parfums, half edelstenen, oliën, het lijkt allemaal te verkopen als je het maar spiritueel noemt. Ik houd er niet van.
En dat terwijl ik in 1983 een academische titel in de spiritualiteit heb verworven aan het Istituto di Spiritualità van de Gregoriana Universiteit in Rome. Het instituut is ontstaan uit de leerstoel Ascese en Mystiek. Die twee woorden dekten vroeger het begrip spiritualiteit. De Revue d’Ascétique et de Mystique uit 1920 werd 50 jaar later omgedoopt tot Revue d’Histoire de la Spiritualité. Het Duitse Zeitschrift für Aszese und Mystik heet sinds 1947 Geist und Leben, Zeitschrift für christliche Spiritualität.
Het zegt iets over de sprakeloosheid van de kerk
Toen het woord spiritualiteit vijftig jaar geleden gangbaar werd, is er iets wezenlijks veranderd: de ascese ging overboord en wat doorgaat voor mystiek is nu overal te koop. De mystiek lijkt weggelegd voor mensen die in zichzelf keren en mooie gedachten opwekken met geuren en gladde stenen. Noem het spiritueel – noem het vooral niet religieus – en er is een markt voor. Het zegt iets over de sprakeloosheid van de kerk (mezelf incluis), die er niet in slaagt om over te brengen welke schoonheid en vreugde in de christelijke mystiek te vinden is. Echte mystiek heeft van doen met de genade: een gave die gegeven wordt, waar je je wel op kunt voorbereiden, maar die je nooit met technieken kunt afdwingen. Ik ben bang dat sommige spirituele schrijvers en cursuscentra het wel zo voorstellen.
Het verdwijnen van de ascese in het spreken over spiritualiteit lijkt mij een verlies. Een geestelijk leven waarin God een plaats heeft is hard werken. Er is discipline nodig om tijd te maken voor God, gebed, meditatie en om je bij te laten scholen door lectuur en in geestelijke begeleiding. Ascese is er als je christelijk wilt leven en je onvermijdelijk andere mensen tegenkomt: samenwerken en samenleven leidt óók tot frictie, misverstanden en vergeving. Ascese dus. De enige auteur die vandaag nog op ascese durft te wijzen is de Groningse kluizenaar pater Hugo.
Als ik het heb over ascese en mystiek, plaats ik me in een religieuze kerkelijke traditie. Dat zijn drie woorden – religieus, kerkelijk, traditie – die het niet altijd goed doen. En toch is dat mijn verhaal als ik over spiritualiteit spreek. De traditie waarin ik sta gaat terug op Ignatius van Loyola (1492 -1556) en wil God zoeken in alle dingen. Het is een mystiek van het dagelijkse leven die mijn leven – en niet alleen het mijne – rijker en rustiger maakt.
Mijn wens is dat we vanuit die rijkdom meer mensen mogen brengen tot de ervaring dat God bestaat en dat we hem kunnen ontmoeten: dát is inleiden in de mystiek. Karl Rahner heeft dat prachtig verwoord in zijn Brief van Ignatius aan jezuïeten van nu: breng de mensen bij God. En is het is niet meer dan eerlijk daarbij te vertellen dat zoiets ascese vraagt, discipline.
Een mystiek van het dagelijkse leven die mijn leven rijker en rustiger maakt
Ik pleit voor minder zweverige ‘spiritualiteit’ en voor meer ascese. Daar kunnen we individueel en tezamen alleen maar beter van worden: meer religieus, meer verbonden en verbindend, en meer open voor wat God van ons wil. Daar hoef je geen spiritualiteit voor gestudeerd te hebben of naar een zonsondergang te kijken. Het geeft je leven wel meer betekenis.