Een roeping ervaren, waar gaat dat over? Hugo Roeffaers kijkt naar het verhaal waarin Petrus zijn tweede roeping ontvangt en ziet dat Jezus vooral iets in hem wakker maakt.
In zijn boek ‘Om het hart van de Massa’, schrijft René Voillaume, de eigenlijke stichter van de Kleine broeders en zusters van Charles De Foucault, dat elke christen tweemaal wordt geroepen.
De eerste roeping is de weg die jezelf meent te moeten gaan in het leven: je studiekeuze, je werk, je relaties, je engagementen …
Je lijkt op de goede weg te zitten
Bij deze keuze neem jezelf het initiatief. Je wilt je talenten laten renderen. Je wikt en weegt je mogelijkheden en zet al je middelen in om je doel te bereiken. Je keuze is een mengsel van gezonde en ongezonde ambitie, van zuivere en onzuivere motieven. En, zolang de omstandigheden mee willen en je zekere successen boekt, lijk je op de goede weg te zitten.
Zo verging het ook de leerlingen toen ze met Jezus optrokken. Ze hebben zich met veel overgave op weg begeven, maar vroegen zich toch af welk loon zij dan wel zouden ontvangen en zelfs wie onder hen de grootste was in het Rijk der Hemelen.
Maar, toen het met Jezus anders afliep dan zij zich hadden voorgesteld, kwamen ze in een crisis. Wat stond er hun anders nog te doen, dan hun vroegere werk weer op te nemen? ‘Ik ga vissen’, zei Petrus en de anderen deden mee, zonder veel animo en verwachtingen. En, inderdaad: ‘Die nacht vingen ze niets’.
In dat ene zinnetje, zit heel de vruchteloosheid en frustratie van hun werk. Het vertrouwde werk gaat hen niet meer af. Het vissen lukt deze vissers niet meer.
Wie herkent zich niet in de ervaring van deze vissers? Het werk dat wij jarenlang met veel ijver en inzet deden, bevredigt ons niet meer. We moeten bekennen – al is daar moed voor nodig – dat het bestaan dat we leiden en het werk dat we verrichten, ons leven niet meer vult en ons leeg achterlaat.
Blijkbaar moeten we door een ervaring van onvruchtbaarheid heen
Maar juist op het ogenblik dat de leerlingen zich afvragen hoe het nu verder moet, worden zij opnieuw geroepen. Hun tweede roeping. Blijkbaar moesten zij – moeten wij – door een ervaring van de onvruchtbaarheid van ons bestaan heen, om de zin ervan opnieuw te ontdekken.
Dit keer gaat het initiatief niet van henzelf uit, maar van de Heer. Dat ontdekken ze weliswaar slechts geleidelijk. Wij beluisteren hier een stuk goddelijke pedagogie.
Jezus vraagt hen eerst of zij niet wat vis hebben voor bij het brood. Hij laat zijn leerlingen beseffen dat hun werk en hun inzet niet vruchteloos is. Niet wàt ze voorheen deden was verkeerd, wel datgene wat hen daarbij bezielde. Hebben zij hun hooggestemde idealen niet laten verwateren tot eigen gewin en voordeel?
De opdracht die de Heer aan de leerlingen geeft: ‘Werp jullie net uit rechts van de boot’, lijkt op het eerste gezicht niet te verschillen van het werk dat ze aan het doen waren.
Niet wàt we doen, maar waarom we het doen en voor wie
De aandachtige luisteraar heeft natuurlijk al begrepen dat de vissen in het volle net de gemeenschap van gelovigen voorstellen. De apostelen zijn mensenvissers geworden. Het is alsof de Heer hen zegt: vergeet bij je werk niet dat het om mensen gaat. De vraag is niet of je je werk goed doet. De vraag is: Wie heeft er wat aan dat ik dit werk doe? Niet wàt we doen, maar waarom we het doen en voor wie, bepaalt de zin van ons werk.
De oproep van de Heer betekent niet meteen dat iedereen radicaal van werk en weg moet veranderen. Voor sommigen, waaronder Petrus, is dat wel het geval. De visser wordt herder.
Bij het houtskoolvuur, hetzelfde vuur waarbij hij zijn Heer ooit verloochend had, krijgt Petrus nu een nieuwe opdracht. Uit eigen initiatief zou Hij dat niet meer aandurven. Menselijk gesproken, had hij inderdaad redenen te over om niet op die uitnodiging in te gaan. Maar de Heer roept in hem opnieuw zijn diepste verlangen wakker: ‘Petrus, heb je me lief?’. En, op die tweede roeping gaat Petrus in, niet op eigen kracht maar vanuit zijn geloof in de Heer.
Afbeelding: Caravaggio, Jezus roept Matteüs.