En wat zou een ontmoeting met Jezus betekenen? Dit verhaal van de doodzieke Jackie geeft een antwoord op deze vragen.
De Samaritaanse vrouw heeft een verhaal. Zoals wij allemaal een verhaal hebben. Net als zij dragen wij onze geschiedenis met ons mee, gebeurtenissen, ervaringen, emoties …
Dan, op een doodgewone dag, terwijl ze haar dagelijkse taak uitvoert, raakt deze vrouw zomaar in gesprek met Jezus. Wat volgt is een ontmoeting op zielsniveau. Al lijken zij en Jezus op het eerste gezicht langs elkaar heen te praten: ze vinden elkaar in het levende water, waar zij zo naar verlangt en dat hij kan bieden.
Hoe zou het voor ons zijn om Jezus te ontmoeten? Stel je voor dat Jezus zomaar tegenover je komt zitten. Wat zou er dan gebeuren?
Dat vraag ik Jackie, een vrouw van veertig jaar, die te horen krijgt dat ze niet lang meer te leven heeft. Na decennia behandelingen, operaties en medicijnen te hebben doorstaan, geeft haar lichaam nu aan dat het welletjes is. Ze voelt het: haar lijf raakt op. Vreemd genoeg is er naast verdriet ook opluchting. Verdriet, omdat ze nog zo graag wil leven. Opluchting omdat een einde komt aan haar levenslange lijden.
Kun je hem jouw verhaal, jouw verlangen vertellen?
Ik vraag haar om al schrijvend zich voor te stellen dat niet de Samaritaanse vrouw, maar zij zelf bij de bron zit en Jezus daar ontmoet. Hoe stel je Jezus dan voor? Hoe reageert hij op jou? Wat wil je hem zeggen? Of vragen? Kun je hem jouw verhaal, jouw verlangen vertellen? Zegt hij misschien iets terug?
Jackie laat haar verbeelding spreken. Ze beschrijft eerst de prachtige natuur waar ze doorheen loopt, wat ze ziet en hoort. Uiteindelijk komt ze bij een put en ziet daar een man.
Het valt haar op dat hij vriendelijke ogen heeft, hij lijkt zelfs een beetje licht te geven. Er komt een rust over haar en ze voelt zich aangetrokken naar hem toe te gaan. Maar er is ook aarzeling. Zit deze man wel te wachten op een ontmoeting met haar? Voorzichtig loopt ze zijn richting op. Dan zegt de man plotseling: ‘Dag Jackie, wat fijn dat ik jou hier nu zo tegenkom. Kom maar bij mij zitten.’
Even is daar de schrik. Hij kent haar naam. Maar tegelijk klinkt zijn stem bekend en vertrouwd. Dus schuift ze aan en ze raken in gesprek. Jackie heeft veel vragen, maar eigenlijk is er één die in haar hart brandt: ‘Waarom is mijn leven zo zwaar, waar is het toch goed voor geweest? Was het nodig om in u te blijven geloven?’
Jackie durft het aan haar diepste vraag uit te spreken en Jezus voor te leggen. Dat vraagt moed. Die heeft ze. De man antwoordt: ‘Je weet toch wie ik ben? Je weet toch dat ik bij je ben en dat ik – als je het zwaar had – naast je liep en dat je het niet alleen hoefde te doen?’
Als Jackie dit antwoord tot haar door laat dringen, beseft ze dat alles pas anders wordt in haar nieuwe leven, straks in de eeuwigheid. Tot het zover is, zal haar leven zwaar blijven. En een strijd. Maar ze weet wel dat ze niet alleen is, dat er iemand met haar meeloopt en haar hand vasthoudt.
Ze ging geregeld terug naar de put om met Jezus te praten
Nadat ze dit voorlas, legt Jackie uit dat dit verhaal rechtstreeks uit haar ziel kwam, zo voelde het. Ze weet niet of ze dit antwoord van Jezus wilde horen, maar ze weet wel dat ze nooit alleen is. Dat antwoord is haar genoeg. In de weken daarna, toen haar einde naderde, ging ze in gedachten geregeld terug naar de put om met Jezus te praten en hem dichtbij te weten.
Het antwoord van Jezus bleef genoeg. Toen Jackie stierf gebeurde dat in volle overgave. Met een glimlach om haar lippen.