Een korte reeks beeldmeditaties over mensen op reis. Aflevering 3 van 4: Waarom leggen we onze vakantie vast in foto’s?
Onderweg zie je veel, vaak nieuwe dingen en soms heel mooie. Ze zijn doorgaans niet binnen je bereik, dus je wilt er iets van meenemen, je wilt vasthouden. Kan dat met een foto? Wat is de foto ten opzichte van de oorspronkelijk waargenomen en ervaren werkelijkheid? Kijk ik al selectief naar de werkelijkheid, om vooral niets te missen en mijn beeld ervan voorgoed in mijn toestel bij me te houden, thuis op te slaan en altijd oproepbaar te maken, zodat het echt van mij is? Wordt leven een jacht op mooie beelden?
Echt kunnen ervaren wat ik beleef en ervan genieten zo als het is?
Nu het fotograferen binnen handbereik is komen liggen, spreekt men wel van ‘inflatie van beelden’: het zijn er zoveel, dat het niet meer te overzien is. Harde schijven zijn onuitputtelijk, het rondsturen van plaatjes is een kleinigheid en je ontvanger is gewend door al je foto’s te swipen en te denken dat hij of zij gezien heeft wat jij zag. Het oude principe non multa sed multum (niet het vele is goed, maar het goede is veel) lijkt te zijn opgeheven.
De werkelijkheid wordt een gefotografeerde werkelijkheid, die misschien wel van de werkelijkheid vervreemdt. Eenmaal thuis zie ik niet meer wat ik oorspronkelijk zag, maar slechts een herinnering aan mijn ervaring ter plaatse. Ik wek voor mijzelf de suggestie, dat ik mij eigen gemaakt heb wat ik toen aantrof, maar het maken van de foto heeft mij misschien wel afgeleid van de ervaring zelf.
Wat zou er gebeuren als ik op vakantie niet alleen mijn agenda, mijn horloge, mijn telefoon thuis zou laten maar ook mijn camera? Zou ik dan weer vrij zicht hebben, echt kunnen ervaren wat ik beleef en ervan genieten zo als het is? Zou ik de schoonheid van de dingen niet dichter naderen, en mijn eigen reactie erop dieper beleven? Ontvangen belangrijker vinden dan bezitten?