God openbaart zich in de Bijbel, wat wil dat zeggen? En hoe om te gaan met nieuwe inzichten die een al te letterlijke lezing van de goddelijke openbaring onmogelijk maken?
Al lang loopt er een controverse over het waarheidsgehalte van denkbeelden en waarden die voorgesteld worden als “geopenbaard”. De protagonisten in dit debat zijn enerzijds de Bijbelse fundamentalisten, anderzijds de vrijzinnigen die enkel rekening houden met wat de wetenschap als waarheid voorhoudt.
Dat die openbaring in stenen tafelen is gegrift hoef ik niet te geloven
Een bewering als “geopenbaard” voorstellen betekent voor de eersten dat die definitief en onomstotelijk waar is, voor de tweeden dat die onbewezen en allicht onwaar is. Bij nader inzien heeft echter geen van beide bekvechtende partijen een deugdelijke opvatting van “openbaring”. Beide zien openbaring als een plotse, unieke gebeurtenis en niet als een voortschrijdend gebeuren.
Dat de Heer zich op de berg Sinaï geopenbaard heeft en die openbaring in stenen tafelen heeft gegrift, dat hoef ik niet te geloven. Veel geloofwaardiger is voor mij dat deze openbaring slechts één etappe is geweest in een langer proces van openbaring. In dit kader past de bevinding dat het joodse volk veel van die geboden en verboden heeft overgenomen van omringende volkeren en hun een sacraal karakter heeft geven door ze in te kleden in een verhaal over een grootse gebeurtenis op één bepaald ogenblik.
Maakt die inkleding deze inhoud van hun religieuze cultuur minder origineel en minder belangwekkend? Dat is wat vele vrijzinnigen ons willen voorhouden. De (christelijke) geloofsleer neemt echter niet aan dat God zijn openbaring aan de mens op één bepaald ogenblik zou opgelegd hebben als een ten enen male afgesloten mededeling, als een gedane zaak. Die misvatting houdt geen rekening met de dynamiek van het Bijbelse geloofsleven.
Beter is het een ‘openbaring’ te beschouwen als een fase, soms als een heel belangrijke fase, in het leerproces van een religieuze levensbeschouwing. Wie wil opmerken dat in het boek Exodus veel ontleend werd aan de cultuur van omringende volkeren moet tevens opmerken dat veel daarvan niet wordt overgenomen en dat ook eigen originele accenten werden gelegd. De openbaring in Exodus verdient onze blijvende eerbied omdat zij een weloverwogen keuze heeft gemaakt uit een voorafgaande traditie. En omdat zij tevens ruimte heeft gemaakt voor correcties en aanvullingen. Zij heeft als het ware uitgenodigd tot het verderzetten van het religieuze leerproces.
Daarom kan zijn evangelie terecht gelden als een nieuwe openbaring.
In dat opzicht is het beeld van een in stenen tafelen gegrifte wet misleidend geweest. Dat nodigt eerder uit tot het stopzetten van het leerproces. Gelukkig heeft Jezus zich daardoor niet laten misleiden toen hij zich liet inspireren (maar niet liet dicteren) door de religieuze traditie waarin Hij was opgegroeid maar waar Hij ook in zekere mate was uitgegroeid: “Gij hebt gehoord… maar Ik zeg u…” Daarom kan zijn evangelie terecht gelden als een nieuwe openbaring.
Volgens de traditionele kerkelijke opvatting is de fundamentele openbaring afgesloten met het laatste Bijbelboek. Maar een fundamentele openbaring is niet hetzelfde als een volledig afgeronde openbaring. Jezus heeft voorzien dat de waarheid die Hij openbaarde nog aangevuld hoorde te worden door “de Geest”. Gelovigen doen er goed aan de waarheid van zijn openbaring op te vatten zoals hedendaagse wetenschapsfilosofen de waarheid inschatten van wat zij een ‘paradigma’ noemen: een geheel van stellingen dat richting geeft aan het zoeken naar nieuwe waarheden. De waarheid van een paradigma kan niet direct bewezen worden maar hangt af van zijn vermogen om nieuwe vragen te beantwoorden en nieuwe gegevens in het denken op te nemen. Van zijn ‘vruchtbaarheid’.
In de kosmologie bleek het vruchtbaarder niet langer de aarde een centrale plaats te geven in het universum maar wel de zon, totdat ook dit heliocentrisch paradigma vervangen werd door een nog vruchtbaarder paradigma. Voor de gelovigen is het vruchtbaarder de schepping van de mens niet langer een plaats te geven op de zesde dag van de schepping maar te zien als de uitkomst van een lang evolutieproces. Dat vergt natuurlijk een andere interpretatie van de evolutie dan die van het meer gebruikelijke materialistisch reductionisme. Dat christelijke denkers zich niet lieten verleiden door dat stilaan achterhaalde reductionisme is een bewijs te meer van de vruchtbaarheid van hun levensbeschouwelijk paradigma
Gelovigen moeten de openbaring leren zien als een gebeuren dat in de regel vordert met kleine stapjes en soms ook met grote sprongen. De grote openbaring van het evangelie helpt ons om latere, kleinere openbaringen waar te nemen en te duiden. De ontdekking van de moderne Bijbelstudie (die ons de diepere, de ware betekenis van vele Bijbelteksten heeft ontsloten) is zulke kleinere maar belangrijke openbaring. Zo ook de inzichten van de evolutieleer. Zo ook de bewustwording van de ecologische problematiek. Grote kunst, grote goedheid, grote heiligheid noemen wij openbaringen en dat doen wij terecht. De goddelijke openbaring is geen gebeurtenis in een ver verleden maar een voortschrijdend gebeuren.