De ernstig zieke Dries ontvangt de ziekenzalving en iemand feliciteert hem daarmee: ‘Het sacrament zal je kracht geven’. Die opmerking zet hem aan het denken, want zo ‘werken’ de sacramenten niet voor hem.
Merkwaardig hoe inspirerend een ernstige ziekte kan blijken te zijn. Na veel gesukkel en pijn en steeds meer aangewezen zijn op de hulp van anderen, kreeg ik te horen dat ik een bloedziekte had: ‘Niet te genezen, maar wel te behandelen’, aldus de dokter. Zoiets had ik zelf in de voorafgaande tijd al vermoed.
Ik kon deze onheilsboodschap in vrede ontvangen en aanvaarden. Tot mijn eigen verbazing: in wezen veranderde het niets aan dat fundamenteel gevoelen van Aanwezigheid dat mij mijn hele leven gedragen had, dat mij ertoe geroepen had jezuïet te worden en dat mij in alle omstandigheden trouw was gebleven. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat die vrede bevestigd wordt door de vele blijken van hartelijk meeleven van mensen om mij heen: kaartjes, kaarsjes, bezoekjes, hulp. Zo verzwakt als mijn lichaam ook was, dat alles maakte mij sterk.
Het sacrament was geen voorwaarde om die kracht te ontvangen
In de gemeenschap van het verzorgingshuis waar ik was opgenomen, mocht ik met een aantal anderen het sacrament van de zieken ontvangen. Eén van de aanwezigen feliciteerde mij en voegde eraan toe: ‘Dat sacrament zal je kracht geven.’ Maar zo voelde het voor mij niet. Die kracht ervoer ik allang. Het sacrament was geen voorwaarde om die kracht te ontvangen, het was er een viering van. Op één bijzonder moment brachten we iets tot uitdrukking wat altijd al, wellicht min of meer onopgemerkt, aanwezig was/is.
Dat zette mij aan het denken. Want geldt dat niet voor alle sacramenten? Ik realiseerde mij hoe ik gelovig was opgevoed met grote eerbied voor het sacrament van de eucharistie. Hoe daar werd benadrukt dat de Heer waarlijk aanwezig is in het Heilig Brood. We zijn het zelfs ‘Het (Heilig) Sacrament’ (bij uitstek) gaan noemen. Hoe het met eerbied en devoties omringd werd. Hoe het in het kerkgebouw zorgvuldig werd bewaard, geborgen in een gouden ciborie in het tabernakel, een kluis op het altaar, en hoe een brandende Godslamp aangaf dat de Heer er zelf aanwezig was.
Maar dat betekende niet dat de Heer intussen afwezig was
Allemaal heel mooi en eerbiedig. Maar ook voor dit sacrament geldt dat het geen voorwaarde is om de aanwezigheid van de Heer te beleven, maar een viering. De Heer is altijd en overal aanwezig: daaraan herinnert ons het sacrament. Trouwens, de afgelopen pandemie zorgde ervoor dat we langere tijd geen sacramenten konden ontvangen. Maar dat betekende niet dat de Heer intussen afwezig was. Integendeel. Er werden andere, vooral digitale manieren gevonden om dat tot uitdrukking te brengen.
En werpt dit ook niet een ander licht op de biecht? Wij leerden dat je voor de vergeving van zonden een volmaakt berouw moest hebben. Gesteld dat dat al kan, er werd ook mee gesuggereerd dat God alleen maar zonden vergeeft als er aan een voorwaarde is voldaan. Niets is minder waar. We hoeven maar naar Jezus in het evangelie te kijken om te zien dat het juist andersom is. Zacheüs kreeg pas berouw toen Jezus in zijn leven aanwezig kwam, niet andersom (Lukas 19,1-10). Op het kruis bad Jezus over zijn treiteraars: ‘Vader, vergeef het hun…’ (Lukas 23,34). Die treiteraars hadden nergens om gevraagd. Integendeel, ze gingen ‘gewoon’ door met hun getreiter. Nee, berouw lijkt mij eerder een gevolg van Gods vergeving, dan een voorwaarde ertoe.
Het sacrament is niet een voorwaarde om de aanwezigheid van de Heer te beleven, maar een viering. Misschien ligt dat nog wel het duidelijkste bij de doop. Hoe lang waren we er in de Kerk niet van overtuigd dat iemand die niet gedoopt was, reddeloos verloren ging. Het inspireerde missionarissen vele eeuwenlang tot heldhaftige zelfopoffering om andere mensen te redden. Maar hebben wij daarmee niet tegelijk grenzen gesteld aan Gods werking? Waren we in die tijd niet vergeten dat het sacrament van de doop niet een voorwaarde was, maar een viering? Met vaak uitermate verdrietige consequenties. Bijvoorbeeld het verbod om ongedoopt gestorven kindertjes in gewijde aarde te begraven. Intussen is dat gebod gelukkig opgeheven, maar het heeft voor veel onbegrip en verdriet gezorgd.
‘Waar is God?’: ‘God is in de hemel, op aarde: Hij is overal.’
Hoe lang heeft het adagium niet gegolden: ‘Buiten de Kerk geen heil’? Natuurlijk heb ik begrip voor de tijd waarin men dit als houvast formuleerde, maar daarmee is het nog geen eeuwig geldend inzicht. Integendeel. Tegelijk leerden we in de traditie het antwoord op de vraag uit de Catechismus: ‘Waar is God?’: ‘God is in de hemel, op aarde: Hij is overal.’ Dus ook buiten de Kerk. Ook de Kerk mag zich niet verbeelden voorwaarde te zijn voor de aanwezigheid van de Heer, maar een viering ervan. Niet meer, maar ook asjeblieft niet minder.