Tijdens een catecheseles over Kerst, geeft een kleuter een verbluffend antwoord.
In zijn volwassen leven legde Jezus er de nadruk op dat Gods koningschap groeit in het hart van ieder die daar ‘ja’ op zegt. Gods koningschap is dus niet iets van buiten af; maar iets van ieders persoonlijk hart. Hij illustreerde dat met de gelijkenis van het zaad; het daalt neer op de bodem van je hart; daar kan het wortel schieten en gedijen, en vrucht dragen. Dat is: zich uiten in daden van goedheid en genade. God heeft daar mij, ieder van ons voor nodig.
In wezen zit die boodschap, die oproep, ook besloten in het kerstverhaal.
Ooit stond ik voor een klaslokaal met zestig kindertjes van vier en vijf jaar om iets over Kerst te vertellen. Ze zaten keurig op de grond. Al die koppies keken naar mij op.
“Hoe kan zo’n klein kind het nou voor ons veiliger maken?”
Ik had een grote poster meegenomen, waarop een afbeelding te zien was van Goliath, de vervaarlijke reus uit de Bijbel. Hij zag er angstaanjagend uit: veel groter dan gewone soldaten, dat waren dwergjes naast hem. Hij had een ijzeren harnas rond het lijf, een blinkende helm op het hoofd, een lange lans in de hand, en grote bars rollende ogen in zijn gezicht.
Ik hield de poster opgerold in de hand, en vertelde dat God beloofde een verlosser te sturen: “Iemand die jou en mij komt beschermen, zodat we ons veilig zullen voelen. Ik denk zo iemand als…” en nu rolde ik onverwacht de poster uit… “als hij hier! Een sterke soldaat.” Ik kroop er achter weg: “Als jij iets gemeens tegen mij wil doen, dan prikt hij jou met zijn lans. Maar ik ben dan veilig. Denk je niet, dat de verlosser er ongeveer zo uit moet zien?”
Ik liet het stil vallen…
“Nee, dan komen ze met een baby aan! Een kerstkind! En dát zou dan onze verlosser zijn. Hoe kan zo’n klein kind het nou voor ons veiliger maken?”
Stilte.
Een klein jongetje op de voorste rij stak zijn vinger op: “Ja, maar als er een baby’tje geboren wordt, is iedereen altijd heel erg lief.”
Wat een verbluffend antwoord. God komt niet als een grote broer, maar als klein kind. In de hoop dat dat in mij, in ons allemaal de mooiste en tederste gevoelens naar boven laat komen, en dat we vanuit die gevoelens elkaar benaderen.
Ik hoop dat het jongetje theologie is gaan studeren.