Elk jaar groeit in de carnavalstijd weer de saamhorigheid binnen – en de competitie tussen – de Brabantse dorpen. Een herwaardering van een ‘zondig’ en ‘heidens’ feest.
Als missionaris had hij in Afrika gewerkt. Na zijn terugkeer in Brabant werd hij pastoor in het Brabantse Knegsel. ‘De Leeuw van Afrika’ werd hij genoemd, want hij stond zijn mannetje en hij wist ook drommels goed wáár hij voor stond. Geloof en vooral goede zeden. Wanneer dan ook het carnaval aanbrak, ging de kerkdeur op slot. Te beginnen op Aswoensdag werd iedere inwoner van het dorp in de biechtstoel verwacht en pas op de zondag daarna – als iedereen zijn carnavalszonden beleden had – ging de pastoor weer voor in de Eucharistie, vanzelfsprekend na een donderpreek over het zondige en heidense gedrag tijdens de carnaval.
Dit verhaal deed de ronde op het seminarie, waar ik als twaalfjarige jongen van buiten Brabant geconfronteerd werd met voor mij vreemde ‘inheemse’ gebruiken. Op het seminarie werd geen carnaval gevierd maar stond alles in het teken van de komende vastenperiode.
Drie dagen lang werd er gebeden voor het zielenheil van de mensen beneden de grote rivieren
Dit was voor mij niet vreemd, want ook in Nijmegen werd geen (openbaar) carnaval gevierd. Integendeel, we kenden daar in die drie dagen vóór Aswoensdag het ‘veertigurengebed’: drie dagen lang werd er in de kerken gebeden voor het zielenheil van de mensen beneden de grote rivieren. Een soort plaatsvervangende boetedoening ook, werd ons als misdienaars voorgehouden.
En nu, nu is een goede vriend prins carnaval in Nijmegen en woon ik zelf in het ‘Schottelzakkenrijk’ middenin de carnaval. Al wekenlang zie ik bij een boerderij in de buurt een enorme carnavalswagen groeien. Ieder jaar weer wordt het een pronkstuk, want met die wagens – opgebouwd rond actuele thema’s – proberen de verenigingen elkaar te overtroeven.
Sommige wagens worden in het grootste geheim gebouwd en pas bij de optocht zie je ze in alle kleurrijkheid voorbijkomen. Van andere, die in de open lucht worden gebouwd of onder een afdak kun je het groeiproces van nabij volgen. Met man en macht en met veel creativiteit en inventiviteit (het moet wel allemaal bewegen en gereden kunnen worden) wordt er een paar maanden aan de wagen gewerkt. En dan maar hopen dat het niet stortregent op die carnavalsdagen, want ze trekken elke dag uit, elke dag in een andere plaats in competitie met weer andere collega-verenigingen.
Vanaf 11 november tot Aswoensdag groeit telkenjare weer die oude saamhorigheid binnen – en de competitie tussen – de dorpen. Het is momenteel een belangrijke factor in wat we nu noemen de ‘sociale cohesie’. Maar dat zal veel deelnemers een biet zijn: “As ge maor leut het…”
En die kratten bier zijn allang geen reden meer om te gaan biechten.