Wie op vakantie een oude kerk of kathedraal bezoekt, komt haar zeker tegen: de heilige maagd Maria. Waar komt de bijzondere band van katholieken met Maria vandaan? In deze zomerserie verkent Ignis de rijke historie van de Mariadevotie. Aflevering 1: de Bijbelse wortels.
Bijna elke zichzelf respecterende middeleeuwse of oudere stad heeft wel een Maria- of Onze-Lieve-Vrouwekerk. Haar verering komt op gang sinds zij in 431 op het Oecumenisch Concilie van Efeze wordt uitgeroepen tot Moeder van God: ‘theo-tokos’, God-barend.
Maria Theotokos: Russisch icoon uit de vroege 14e eeuw.
Die eretitel kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. Welke ontwikkelingen gaan er vooraf aan dat gedenkwaardige moment?
Beginnen we bij het oudste document dat spreekt over Jezus’ moeder: de Bijbel. En wel in het bijzonder de geschriften van het Nieuwe Testament. Laten we ze niet lezen in de volgorde waarin ze nu gebundeld zijn, maar in de volgorde waarin ze – vermoedelijk – zijn ontstaan.
Pas veertig jaar na het heengaan van Jezus wordt de naam van zijn moeder genoemd
De oudste geschriften vormen de brieven van Paulus. Slechts één keer komt hij in het voorbijgaan te spreken over Jezus’ moeder. In zijn brief aan de Galaten, naar men aanneemt geschreven rond het jaar 55:
…toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet…
Dat is wel heel zuinig geformuleerd. Paulus noemt zelfs niet haar naam.
Die krijgen we pas te horen, als het eerste evangelie geschreven wordt. Dat van Marcus. Vermoedelijk eind jaren zestig van de eerste eeuw. Als Jezus optreedt in de synagoge van zijn dorp van herkomst, Nazareth, zeggen de aanwezigen: “Is dit niet de timmerman, de zoon van Maria…?”
Het is een prikkelende gedachte dat er bijna veertig jaar zijn verlopen sinds het heengaan van Jezus, voordat de naam van zijn moeder wordt genoemd. En dan nog. Even tevoren heeft Marcus verteld dat zij er met Jezus’ broers op uit is gegaan om Hem naar huis terug te halen, omdat hij in hun ogen niet goed bij zijn hoofd was geworden. Dat is alles wat Marcus ons over Maria te zeggen heeft.
Zeker tien jaar na Marcus komen Matteüs en Lucas met hun evangelies. Zij vertellen over de babytijd van Jezus. Weten te melden dat zijn moeder, Maria, verloofd was met ene Jozef. En dat zij nog maagd was op het moment van zijn geboorte. Met name Lucas beschrijft de kindertijd van Jezus uit het oogpunt van zijn moeder. Latere generaties veronderstellen dan ook dat hij die verhalen van haar zelf heeft gehoord.
Maria ontmoet haar nicht Elisabeth.
Lucas vertelt dat er een engel op haar af wordt gestuurd die haar “begenadigd” noemt, omdat zij de moeder van de Messias zal worden. Dat zij daar haar ja-woord aan geeft. Dat zij door haar bejaarde nicht Elisabeth begroet wordt als “de moeder van mijn Heer”, waarop zij haar beroemde hymne zingt: “Magnificat, mijn ziel prijst hoog de Heer.” Dat zij, hoogzwanger, met haar man Jozef naar Bethlehem moet reizen voor een volkstelling. Dat daar het kind geboren wordt in een voerbak. Dat er herders op kraamvisite komen, gewaarschuwd door zingende engelen aan de hemel. Dat Maria al wat er gezegd wordt bewaart in haar hart. Dat tijdens de opdracht van het kind in de tempel een bejaarde gelovige zegt dat dit kind de Messias zal zijn, en dat haar hart door een zwaard doorboord zal worden. Als Jezus twaalf is, blijft hij in de tempel achter. Drie dagen zoeken Maria en Jozef hun kind “met smart”. Dan verspringt Lucas’ verhaal naar de volwassen Jezus en horen we nagenoeg niets meer over zijn moeder.
Johannes schrijft zijn evangelie tegen het einde van de eerste eeuw. Hij weet nog te vertellen dat Jezus’ moeder – net als hijzelf – op de bruiloft van Kana aanwezig is. Zij maakt Hem erop attent dat zij geen wijn hebben. Maar Hij brengt haar onder de aandacht dat het haar niet toekomt zijn heilswerk op gang te brengen. Johannes is de eerste die vertelt dat zij onder het kruis van Jezus stond. Bijna zeventig jaar na Jezus’ optreden. Jezus wijst haar toe aan zijn geliefde leerling, van wie men aanneemt dat het diezelfde Johannes was, de schrijver van het evangelie. Hij zou zijn informatie dus uit de eerste hand hebben.
In de Bijbel staat geen woord over haar sterfbed, haar onbevlekte ontvangenis, haar ouders…
Lucas schrijft nog een vervolgboek op zijn evangelie: de zogeheten Handelingen van de Apostelen. Daarin komt Jezus’ moeder nog één keer voor. Na Jezus’ heengaan blijven zijn leerlingen “volharden in het gebed samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus.”
En dan? Daarna valt het stil rond moeder Maria. Geen woord over haar sterfbed, of over het feit dat zij met lichaam en ziel in de hemel is opgenomen. Geen woord over haar onbevlekte ontvangenis. Geen woord over haar ouders Joachim en Anna. Geen woord over…
Waar komt dat dan allemaal vandaan? Daarvoor moeten we te rade gaan bij andere bronnen.
Dit is een aflevering over een serie over Maria. Lees hier de andere bijdragen.