Guido Dierickx SJ betoogt dat een centraal gezag in de kerk nodig blijft om de kerk bij elkaar te houden, ondanks de nadelen.
De politieke overheid kan falen, de kerkelijke overheid kan falen. Daarop reageren velen van de leden, de burgers en de gelovigen, op een vergelijkbare manier. Zij verliezen hun vertrouwen in “de structuren”, in het geval van de politieke overheid, en in “het instituut”, in het geval van de kerkelijke overheid. En dikwijls volgt daarop de roep dat die structuren of dat instituut hun gediscrediteerd gezag beter zouden overdragen aan het volk, de gelovigen.
De kerkelijke instellingen moeten telkens weer hervormd worden
Bezwaren tegen dit politieke en kerkelijke populisme worden niet voldoende onderkend. Daarom hier enkele beschouwingen over het nut en de noodzaak van kerkelijke instellingen. De kerkelijke instellingen moeten telkens weer hervormd worden, maar uit het leven van de geloofsgemeenschap zijn ze niet weg te denken.
Onze kerk is een netwerk van geloofsgemeenschappen dat de wereld overspant. Dat netwerk wordt samengehouden door een grootschalige organisatie met een gecentraliseerd en hiërarchisch gezag. Zo is de kerk gegroeid in de loop der eeuwen en dat niet zonder goede redenen.
Een eerste reden is dat het centrale gezag in de kerk de opdracht heeft, en in zekere mate ook de mogelijkheden, om misstanden op lokaal niveau te corrigeren. Als een bisschop over de schreef gaat, kan en moet het hogere, pauselijke gezag daartegen optreden. Maar is het niet paradoxaal te noemen dat zij die dan aandringen op een interventie van ”Rome” en van een charismatische paus, even tevoren hun beklag deden over de machtsconcentratie in “Rome”? Trouwens, is het wijs een ware personencultus te wijden aan een paus als die over enkele jaren vervangen wordt door een allicht minder charismatische opvolger? Nee, er is een hoger gezag nodig in de kerkelijke organisatie, ook als dat bemand wordt door minder dan ideale gezagsdragers. Dat is wat iedere organisatie nodig heeft om van langere duur te kunnen zijn.
Er zijn christelijke stromingen die het met een veel zwakker centraal gezag menen te kunnen overleven. Vooral in protestantse kringen blijft er een denkrichting bestaan die de kleine, zwak gestructureerde geloofsgemeenschappen van de eerste eeuwen idealiseerde als vurige “sekten” en de latere “kerk” beschouwde als de uitgebluste nazaat van die sekten. Die idealisering roept twijfels op. Vormen de vele (min of meer christelijke) sekten in Amerika en Afrika een voorbeeld om na te volgen? Zou daar geen sterkere kwaliteitsbewaking wenselijk zijn?
Een tweede functie van de kerkelijke instellingen bestaat erin leiding te geven aan de omgang met de buitenwereld. Met die buitenwereld moet onderhandeld worden, soms hard onderhandeld worden. Daarvoor moet er een centrale leiding bestaan die door de buitenwereld, bijvoorbeeld door de politieke overheid, kan worden aangesproken. De Rooms Katholieke Kerk heeft een dergelijke leiding, de moslimgemeenschap heeft die ten onzent vooralsnog niet. De gevolgen van dit gezagsvacuüm zijn duidelijk.
Een centrale leiding is niet enkel nodig omdat de buitenwereld dat wenselijk acht maar ook omdat de kerkgemeenschap die nodig heeft om een gezamenlijk en doeltreffend beleid te kunnen voeren in die buitenwereld. Er moet geïnvesteerd worden in het onderwijs, in de zorgverstrekking, in het wetenschappelijk denken, in het culturele beleid. Wie zal de prioriteiten bepalen? Wie zal de krachten bundelen?
Een derde functie van centrale kerkelijke instellingen bestaat in het bepalen van de rollen binnen de geloofsgemeenschap. Het is goed dat de leden van de gemeenschap tot op zekere hoogte zelf hun rol kunnen kiezen en specificeren. Het is goed dat er leden zijn die nieuwe, ongewone paden verkennen. Er moet evenwel een gezag zijn om al die rollen zo in te vullen dat zij elkaar aanvullen. Paulus zei het al: naast apostelen moeten er ook profeten en leraars en nog andere rollen zijn. Hij wist dat de kracht van een organisatie in grote mate steunt op haar interne taakverdeling en dat dit ook geldt voor een kerkelijke organisatie. Kan die het in onze tijd stellen zonder de deskundig bijdragen van juristen, Bijbelkenners, contemplatieven, musici, zorgverstrekkers…? Gelukkig kan de kerkelijke overheid thans, met behulp van de moderne communicatiemiddelen, een beroep doen op deskundigheid in andere delen van de wereld.
Het nut van een gecentraliseerde en hiërarchische organisatie wordt onderschat. Natuurlijk kan de centralisatie te ver gaan. Dat heeft het synodale denken goed ingezien. En het is waar dat individuen met een profetische boodschap in de kerkgemeenschap nogal eens te weinig ruimte krijgen. Dan denk je aan denkers zoals Teilhard de Chardin, aan dichters zoals Gerard Manley Hopkins. Maar ook de aspiraties van die niet-conformisten steunden in zekere mate op het draagvlak van de kerkelijke organisatie. Zelfs de franciscanen, volgelingen van een zeer charismatische stichter, hadden zich niet gehandhaafd zonder de steun van de kerkelijke instellingen. Charisma en organisatie zijn dikwijls niet tegengesteld aan elkaar maar complementair. Wat zegt ons de oude spreuk? “Zaag niet de tak door waarop je zit…”