Godsverlangen kan gefrustreerd worden, maar ook vervulling vinden. Hoe? Lessen uit het bewogen leven van de vroege jezuïet Jerónimo Nadal.
God, mijn God, naar u blijf ik zoeken,
mijn ziel dorst van verlangen naar u;
al wat ik ben smacht naar u
in een troosteloos dor land zonder water.
Dit is het eerste vers van Psalm 63. ‘Een psalm van David. Toen hij in de woestijn van Juda was’, staat erboven. Blijkbaar roept woestijn zowel een hevig verlangen op naar ervaring van God als een diep besef van zijn afwezigheid.
Het zou een ervaring geweest kunnen zijn van Jerónimo Nadal (1507-1580), een van de naaste medewerkers van Ignatius. Hij is bekend om zijn leiding bij de opzet van het eerste jezuïetencollege in Messina (1548) en zijn bezoeken aan de gemeenschappen van de prille Sociëteit om hen te instrueren en te raadplegen over de constituties-in-wording.
Op hun aandrang om zich bij de jezuïeten aan te sluiten had hij tamelijk bars ‘nee’ gezegd
Na de dood van Ignatius speelde hij een belangrijke rol in het bestuur van de Sociëteit. Zijn visie op de genade die God in de persoon van Ignatius aan de kerk en de mensheid had geschonken, speelde een cruciale rol in de vormgeving van Sociëteit van Jezus en haar identiteit.
Zonder slag of stoot is dat bij hem niet gegaan. Zo blijkt in een studie die ik aan het lezen ben. Het boek – een grondig proefschrift in het Duits, dat soms leest als een detective – heeft de kroniek die Nadal aan het eind van zijn leven over zijn roeping geschreven heeft, als uitgangspunt. Eigenlijk is die kroniek niet meer dan een schriftje met 4500 woorden, tien A4-tjes, zouden wij nu zeggen.
Nadal had als student in Parijs, zo blijkt, Ignatius en zijn vriendenkring leren kennen. Maar op hun aandrang om zich bij hen aan te sluiten had hij tamelijk bars met ‘nee’ gereageerd. Dat moet in 1535 geweest zijn. Hij ging voor een carrière op Mallorca, zijn thuisland. In feite bracht Mallorca hem niet het sociale aanzien waarnaar hij verlangde, maar melancholie, hoofdpijn en maagpijn. Als hij zijn neerslachtigheid in 1545 met een geestelijke bespreekt, antwoordt deze hem: “Als u een moordenaar of dief zou zijn, zou ik u zeggen: ‘Keer u af van het kwade, en doe het goede’. Maar gezien het leven dat u leidt, ben ik er zeker van dat God iets anders, groters van u verwacht.” Hij neemt dan opnieuw contact op met Ignatius, doet de Geestelijke Oefeningen en vindt zijn bestemming.
Een belangrijke vraag in de studie is de vraag waarom Nadal aanvankelijk afstand nam van Ignatius. Zag hij een toekomst met die hinkepoot en een paar doordravende studenten niet zitten? Was Parijs hem als Spanjaard te onveilig in een tijd waarin Frans I en Karel V elkaar de oorlog verklaarden? Het meest waarschijnlijk is zijn verlangen naar eer en erkenning van de kring waaruit hij kwam. Maar dan niet zonder ‘geheime kennis’ in zijn bagage, kennis die hij dacht te kunnen kopen bij rabbijnen tijdens zijn studieverblijf in Avignon (1536-1538). Die poging liep op een mislukking uit.
Wij moeten bereid zijn oude sporen te verlaten
Onder het verlangen naar geheime kennis ging waarschijnlijk een authentiek verlangen naar Godservaring of mystiek schuil. Mystiek is echter niet te koop. Mystiek laat zich ook niet gebruiken als instrument om eer te verwerven. Pas in het hernieuwde contact van Nadal met Ignatius werd zijn gefrustreerd verlangen bevrijd, werd God voor hem tot ervaring en kwam zijn energie vrij.
De kroniek van Nadal laat zien dat de troosteloosheid van de woestijn niet levenslang hoeft te duren. Godsverlangen kan vervulling vinden. Wij moeten dan echter wel bereid zijn oude sporen te verlaten en terug te komen op onvruchtbaar gebleken keuzen. Het kan ons heel wat hoofdbrekens kosten voor het zover is. Nadal had er (maar!) negen jaar voor nodig.
Prof.dr. Henk Witte is emeritus bijzonder hoogleraar aan de Tilburg School of Catholic Theology. Hij bekleedde daar de Xaverius-leerstoel voor theologie en spiritualiteit vanuit ignatiaans perspectief.