De Belgische Broeders van Liefde mogen van Rome geen euthanasie uitvoeren. Doen ze dat toch, dan volgen straffe maatregelen. Fernand van Neste vat de zaak samen.
In maart van dit jaar besliste de Raad van Bestuur van de Broeders van Liefde (BvL) in België dat in hun verzorgingsinstellingen voor geesteszieken voortaan euthanasie kan worden uitgevoerd. Het moet dan wel gaan, overeenkomstig de Belgische euthanasiewet, over patiënten die ‘zich in een medisch-uitzichtloze toestand bevinden van aanhoudend en ondraaglijk lijden dat niet kan worden gelenigd’.
Maandenlange gesprekken met de kerkelijke overheid van de BvL in Rome gingen aan deze beslissing vooraf. Broeder dr. René Stockman, generaal-overste van de Broeders van Liefde, die inzake euthanasie het strikte, officiële kerkelijke standpunt wilde volgen, bleef zich verzetten tegen deze plannen van de Belgische BvL. Toen in het voorjaar de beslissing viel, was de breuk tussen de Belgische BvL en Broeder Stockman compleet.
Toen in het voorjaar de beslissing viel, was de breuk tussen de Belgische Broeders van Liefde en Broeder Stockman compleet.
Om de beslissing ongedaan te maken, deed laatstgenoemde een beroep op het Vaticaan. Ook werd de Belgische Bisschoppenconferentie gevraagd hun zienswijze over de kwestie bekend te maken. Die drong in juni 2017 aan op terughoudendheid van beide kanten, zodat de kwestie niet zou escaleren. Op 8 augustus werd in de media het oordeel van het hoogste kerkelijk gezag in Rome bekend. De Congregatie van de Geloofsleer wijst erop dat de beslissing van de bestuursraad niet conform is aan de kerkelijke leer met betrekking tot euthanasie en vraagt de beslissing te herzien.
De Congregatie van de religieuze Instituten dreigt met harde concrete maatregelen: indien de twee broeders, die lid zijn van de bestuursraad, weigeren in te stemmen met wat de kerk voorhoudt, houden ze op tot de religieuze staat te behoren. Daarnaast verliezen de BvL-verzorgingsinstellingen in België hun katholieke identiteit.
Maar we gaan even terug naar het begin van dit jaar. De beslissing die de bestuursraad van de BvL toen nam, is toegelicht in een begeleidend document, de zogenaamde ‘Visietekst’. Daarin wordt beklemtoond dat bij het toepassen van euthanasie bij psychisch lijden in een niet-terminale situatie, veel aandacht zal worden besteed aan het naleven van de wettelijke vereisten om tot euthanasie over te gaan. Meer nog, er worden bijkomende vormvereisten geformuleerd. Zo wil men er bijvoorbeeld aandacht voor hebben welke de meest aangewezen plaats is voor de uitvoering van euthanasie; een voorziening voor geestelijke gezondheidszorg is immers ook woon- en leefgemeenschap voor de daar wonende patiënten. Die bewoners zijn meer prikkelbaar en meerderen hebben suïcidale neigingen of hebben die gehad.
In de Visietekst is er ook sprake van een tweede bijkomende vormvereiste, een zogenaamde ‘voorafgaande toetsing’ door meerdere bevoegden. Zo komt vooraf een rijk gestoffeerd advies tot stand. Dit alles getuigt van zorgvuldig handelen en dit mag ons niet verwonderen: de instellingen van de BvL hebben heel wat expertise in huis op het gebied van psychiatrische behandeling.
Daarnaast verliezen de BvL-verzorgingsinstellingen in België hun katholieke identiteit.
Trouwens, heel wat psychiaters staan zeer afwijzend tegenover het toepassen van de euthanasie. Toen twintig jaar geleden in ons land het euthanasiedebat werd gevoerd, hielden de psychiaters zich zeer afzijdig. ‘Deze wet geldt niet voor ons’, zo luidde het. En in Nederland is het nog steeds niet anders.
Luisteren we naar wat Dr. Marc Calmeyn en Dr. Marc Eneman, beiden psychiater in BvL instellingen, onlangs schreven: ‘De problemen die zich stellen bij euthanasie en psychisch lijden zijn uiteindelijk existentieel van aard. Het medisch discours heeft (er) een plaats, maar is niet het enige en zeker niet het doorslaggevende.’ […] ‘Existentiële problemen vragen existentiële oplossingen, in het leven zelf.’
Existentiële problemen horen, volgens beide auteurs, in wat ze noemen ‘explorerende psychotherapie’. Ze besluiten: ‘Omgaan met vragen naar euthanasie vergt van ons, hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg, mensen nabij te zijn, zin en betekenis met hen te helpen zoeken.’ […] En ‘het doodsverlangen te transformeren en erbovenuit te stijgen naar levenswil’.
De strafmaatregelen die het Vaticaan voorstelt, zijn niet in verhouding met wat men wil voorkomen. Deze straffen tot uitvoering brengen zou onbarmhartig zijn.
In kerkelijke kringen zou het passen om, met betrekking tot euthanasie, meer genuanceerd te denken. Er is steeds de morele norm enerzijds en het moreel oordeel in een concreet geval anderzijds. Daaromtrent leert het hoogste kerkelijk gezagsorgaan inzake geloof en moraal, het Heilig Officie, in 1956: ‘Het morele oordeel is steeds de toepassing van de (morele) objectieve wet of norm, met gelijktijdige aandacht voor en overweging van de bijzondere omstandigheden volgens de regels van de bezonnenheid (prudentia).’
Zo kan het moreel verantwoord zijn euthanasie toe te passen wanneer patiënt psychisch ondraaglijk blijft lijden, de aandoening ongeneeslijk is, en er in casu geen redelijk behandelingsperspectief meer is.
Fernand Van Neste SJ was lid van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek en de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie.