“Het eerste ‘monumentje’ dat ik tegenkwam zal ik niet gauw vergeten”. Paul Begheyn SJ bezocht Sint Petersburg en raakte er onder de indruk van musea, paleizen en monumenten.
Vorige maand was ik voor het eerst van mijn leven in Sint Petersburg, waarmee een jeugddroom in vervulling ging. Met een Nederlands reisgezelschap van achttien personen, onder leiding van een voortreffelijke gids die vloeiend Russisch sprak, stonden we vol bewondering te kijken naar het werk van Nederlandse meesters uit de Gouden Eeuw in de Hermitage. Adembenemend was het wandvullende doek van ‘De terugkeer van de verloren zoon’, uit het laatste levensjaar van Rembrandt. Op het verstilde schilderij gebeurt veel. De centrale scène is wonderlijk genoeg naar links geschoven, waar een ontroerende vader zijn handen op de schouders legt van zijn zoon. De haast kale jongen vleit zich tegen de barmhartige buik van zijn vader en voelt zich opnieuw ontvangen. Zijn linkerslof is afgevallen, en laat een voet zien, zoals Caravaggio hem geschilderd heeft op ‘De Madonna van de pelgrims’. Centraal op het schilderij staat, enigszins verdoken in de achtergrond, de ontevreden oudste zoon, die niet kan genieten en evenmin vergeven.
Behalve de Hermitage zagen we andere musea en paleizen, ouderwetse balletten, monumenten en de grachtengordel van de stad, ontwerpen door tsaar Peter de Grote. Hoe Amsterdams. Maar we kwamen ook in contact met de gruwelijke jaren van Leningrad, zoals het museum van de Geheime Politie, begonnen onder tsaar Alexander III. Adembenemend was het Piskarevska-kerkhof, waar bijna een miljoen stedelingen liggen begraven, van honger omgekomen tijdens de omsingeling door de Duitsers in de jaren 1941-1944. De doden liggen onder 186 immense grafheuvels, met geen andere markering dan het jaartal van overlijden. Bezoekers hebben er bloemen ingestoken. Op de achtergrond staat een meer dan levensgroot beeld van Moedertje Rusland, met uitgestrekte armen zich ontfermend over haar kinderen.
Het meest indrukwekkend was het pijnbomenbos, ver buiten de stad, achter een groen geverfde schutting, waar in de jaren 1937-1938 duizenden burgers werden doodgeschoten in opdracht van de paranoïde Stalin. Ondanks het motto ‘Houd je stiller dan water en lager dan gras’ werden mensen opgepakt en gefusilleerd. Pas in 1989 raakten de feiten hierover bekend. Sindsdien bracht een niet aflatende stoet van nabestaanden een bezoek aan dit woud van vergetelheid, en maakten van willekeurige boomstammen plaatsen van herinnering, door er foto’s en namen op te bevestigen. Het eerste ‘monumentje’ dat ik tegenkwam zal ik niet gauw vergeten: een kleine foto van een jonge man, met aan weerszijden lichtblauwe kunstanjers, op ooghoogte aangebracht. Gedenk de doden.
Paul Begheyn SJ is archivaris van de Nederlandse jezuïeten en directeur van het Nederlands Instituut voor Jezuïeten Studies. In zijn onderzoek en publicaties wil hij bruggen slaan tussen cultuur en religie.