Bart van Emmerik was zes jaar directeur van het Platform voor ignatiaanse spiritualiteit. Enkele pijnlijke hobbels werden genomen. Deze zes lessen leerde hij over leiderschap.
“Er is een nieuwe directeur nodig en we denken aan jou.” Hoewel dit teken van vertrouwen van mijn provinciale overste fijn was, heb ik niet meteen ‘ja’ gezegd. Voordat je start, is het goed om je te bezinnen op de taak die je als leider wordt toevertrouwd. Maak ik me beschikbaar voor deze belangrijke taak? Welke kwaliteiten zijn daarvoor nodig? Waar heb ik aanvulling nodig? Het is belangrijk de innerlijke houding vanwaaruit je je beschikbaar stelt, uit te zuiveren. Daardoor kreeg ik meer oog voor de bron van mijn taak als directeur: God is het die voor ons en met ons aan het werk is. Zo kon ik als leider de juiste plaats innemen: niet in het centrum, maar dienstbaar aan het werk van God.
Als directeur werd ik omringd door goede mensen die inspireerden of adviseerden en die aanvulden in taken waar ik deskundigheid miste. In mijn collega’s en de vele medewerkers kon ik soms voelen hoe God in hen aan het werk was. Als directeur mocht ik daar dienstbaar aan zijn en er van genieten. Ik zei wel eens tegen mijn staf: een directeur is blij als zijn staf goed in het ‘werkvel’ zit en vreugde aan het werk beleeft.
Spoedig na mijn start als directeur werd duidelijk dat een grondige verandering nodig was om de ignatiaanse spiritualiteit aan te bieden in een bredere kring van mensen en groepen. Het cursuscentrum dat ruim vijfentwintig jaar een rijk cursusaanbod had verzorgd, hebben we gesloten. Daardoor kon het Platform voor ignatiaanse spiritualiteit flexibeler gaan werken. Een ingrijpende verandering. De bedachtzame leider in mij hielp me om, samen met het bestuur, de nodige stappen gedegen voor te bereiden. Maar er moest ook een ‘durver’ in mij ontwaken, die wilde springen en die anderen kon helpen bij de gezamenlijke sprong.
Deze koerswijziging had een pijnlijke kant: afscheid nemen van medewerkers die jarenlang hun beste krachten aan het cursuscentrum hadden gegeven. Afscheid nemen is een werkwoord: het is niet te reduceren tot een enkel slechtnieuwsgesprek. Het vraagt van een leidinggevende niet weg te lopen van de betrokkenen met hun boosheid en teleurstelling. Luister naar de ander, om samen te zoeken naar wat nodig is voor een goede afsluiting.
Als leider sta je op de schouders van de mensen die je voorgingen
Daarbij ontdekte ik twee valkuilen. Je kunt jezelf verliezen in de negativiteit die er in zo’n situatie onvermijdelijk naar boven komt. Wat ook kan: je verheft je als het ware boven je voorgangers door te stellen dat het voorheen allemaal verkeerd was en dat de nieuwe roergangers het beter gaan doen. Als leider sta je op de schouders van de mensen die je voorgingen: God is in hen aan het werk geweest. Werk dat ik mag voortzetten.
Als leider maak je met je medewerkers deel uit van een creatief proces. Maar creativiteit vraagt naast ruimte ook om begrenzing. Je moet soms ‘nee’ zeggen tegen je medewerkers. Dat is pijnlijk. Helder uitleggen waarom je ‘nee zegt’, kan helpen bij het verzoenen met die grenzen. Soms doe je als leider je medewerkers onnodig pijn door hardheid, starheid of gebrek aan luisterbereidheid. Dan heb je de moed op te brengen om ‘je brokken’ en de pijn die dat veroorzaakt onder ogen te zien en het gesprek toe te laten of aan te gaan. Een verzoenend gesprek kan de sfeer op de werkvloer opnieuw ‘heel’ maken en de onderlinge band versterken.
Na zes jaar werd ik gevraagd voor een andere functie binnen de jezuïetengemeenschap. Ook dat hoort bij leiderschap: je taak in vertrouwen durven teruggeven aan God die werkt in de achterblijvers en in je plaatsvervanger. Toen ik mijn sleutel had ingeleverd en de voordeur sloot, dacht ik aan de leerlingen van jezuïetenscholen die aangemoedigd worden boven hun examen vier letters te schrijven: AMDG (Ad Maiorem Dei Gloriam: tot meerdere eer van God). Ik schrijf het in gedachten ook boven mijn leerschool van de afgelopen zes jaar.